Naast dit alles wat wij zien als een eerste praktische benadering van de voorlichting, zal er ook nog zeer fundamenteel nagedacht moeten worden over de in houd van de voorlichting, over hetgeen wij daarin pre cies aan de orde willen stellen en de manier waarop wij dat willen doen. Ik wil dat op het ogenblik niet aan de orde stellen, maar wij hopen er wel binnenkort op terug te komen. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij zijn blij met het voorstel. Ook wij hadden er tijdens de begrotingsbehandeling in december 1977 om ge vraagd. Ik was eerlijk gezegd wel een klein beetje verbaasd toen ik het voorstel zag, -omdat hierih een beetje de nadruk ligt op de bouwkundige kant van de zaak. Het is in feite een kredietaanvraag voor het inrichten en een stukje verbouwing ten behoeve van een informa tiecentrum, terwijl ik meen dat hier eigenlijk eerst een notitie had moeten worden behandeld, bijvoorbeeld een notitie als die welke ter inzage heeft gelegen en waardevol genoeg is om in de raad te worden behan deld, waarna dan als uitvloeisel daarvan een krediet om de zaak te gaan inrichten aan de orde had kunnen worden gesteld. W at mij in de notitie met name heeft aangesproken is de filosofie, nl. dat voorlichting tweerichtingsverkeer dient te zijn. Ik proefde daarin duidelijk dat het niet alleen gaat om voorlichting over het doen en laten van de gemeente naar de kant van de bevolking toe, maar dat het informatiecentrum ook een opvangcentrum dient te zijn voor informatie vanuit de bevolking naar het gemeentebestuur toe. Ik dacht dat de nadruk op communicatie twee kanten uit een goede basis is voor de voorlichting. Wij gaan graag akkoord met het voorstel. Ook wij zien het als een eerste aanzet. Wij hopen dat wij er in de toekomst door het college nader over geïnformeerd blijven wat voor inhoud de informatie zal krijgen en hoe men gestalte denkt te geven aan een gang van za ken waarbij de informatie vanuit de bevolking via het informatiecentrum naar de bestuurders wordt geleid. Ook dit laatste gaat niet vanzelf; daar zullen initiatie ven voor ontplooid dienen te worden. Kortom, er ligt nog een aantal dergelijke vragen en ik dacht, dat tegen de tijd dat het informatiecentrum gaat functio neren, ook op die vragen een antwoord gegeven zal dienen te worden. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Het zal u niet verbazen, dat ook wij het voorstel van harte toejuichen. Wij worden met name dezer dagen met on ze neus op de moeilijkheden van het verstrekken van informatie gedrukt. Wij hopen dat het voorgestelde een stap is op de lange weg die wij nog moeten gaan om te verspreiden hetgeen waarvan wij denken dat de mensen het moeten weten. Wij sluiten ons aan bij hetgeen mevrouw Korthuis heeft gezegd. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb begre pen dat iedereen er toch wel erg gelukkig mee is, dat er een ruimte kon worden gevonden om een informa tiecentrum, waar u al vaak om heeft gevraagd, te star ten. Terecht is van uw kant gezegd dat er nu moet worden nagedacht over de inhoud. Ik dacht dat ik bij de heer Goote even beluisterde, dat hij liever eerst over de in houd van de voorlichting en dan pas over de plaats zou hebben nagedacht. Ik denk hierbij aan de kip en het ei. Ik meen dat terwijl u allen ervan overtuigd bent, dat er een informatiecentrum moet komen, het toch beter is om op safe te spelen en eerst zeker te weten, dat u als raad ook bereid bent om de financiën daarvoor beschikbaar te stellen. Daarna kan er dan worden overgegaan tot het filosoferen over de inhoud, dat dan ook niet voor niets gebeurt. Mevrouw KORTHUIS-ELION: U vertrouwde ons dus niet helemaal. De VOORZITTER: Jawel, maar u zult, dames en he ren, bij ieder krediet dat u beschikbaar stelt, toch tot een afweging moeten komen in het kader van de vraag of u het geld aan het een dan wel aan het ander be steedt. Wij zijn er erg blij mee dat u de financiën voor het informatiecentrum beschikbaar wilt stellen. Bij het aantreden van een nieuwe raad ga je natuurlijk ook wel weer denken over het instellen van bepaalde commissies. Misschien moeten wij hier zo langzamer hand toch wel komen tot een commissie voor alge mene en bestuurlijke aangelegenheden. Het zou mij bijvoorbeeld een heel goede zaak lijken om over zo iets als de inhoud van de voorlichting eens te discus siëren in zo'n commissie, waarin je wel eens zaken behandelt die je ergens anders niet kwijt kunt. Wij hebben bijvoorbeeld de laatste tijd in de juridische commissie ook wel eens iets gedaan waarvan je denkt: Is dit nu helemaal juridisch of zou het een bredere behandeling moeten krijgen? Misschien had ook de Algemene Verordening die hier vanavond is vastgesteld op een breder vlak dan in de juridische commissie kunnen worden bekeken. Kortom, ik vind de inhoud van de voorlichting een algemene zaak waarover in een commissie van de raad moet worden gediscussieerd. Welnu, ik heb niet het gevoel dat u zich dat nog tot taak moet rekenen in de maand augustus; ik dacht dat over de inhoud zou moeten worden gedis cussieerd in de nieuwe raad. De heer Oldenboom heeft terecht gewezen op de moeilijkheden die wij ondervonden hebben en onder vinden bij het communiceren van onze kant. Ik hoop dat de voorlichting een echt tweerichtingsverkeer wordt, niet alleen een communicatie van de overheid naar de burger, maar ook een goede communicatie van de burger naar de overheid. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 105 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het bouwrijpmaken van gronden, ge legen in het bestemmingsplan „Egghermonde II". De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik heb in de commissie voor openbare werken al geduid op het riool Soesterberg, dat met de aansluiting van het onderhavige gebied nog meer zal worden overbe last, terwijl er nu al sprake is van een overbelasting van 110 a 120%. Deze zaak heeft de aandacht van het col lege. Ik weet dat de herberekening klaar is en de con sequenties daarvan kennen we. Maar nu heb ik ook begrepen dat het college plotseling met de provincie aan het onderhandelen is geslagen over de overname van de stations van Soest en Soesterberg. De VOORZITTER: Neen. De heer VAN AALST: Ik heb het een en ander via een brief vernomen. Ik zou haast zeggen: Als het niet zo is, laat ik het hierbij. Anders zou ik willen vragen: Kunt u ons inlichten omtrent die zaak? De VOORZITTER: Goed. 149

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 150