van 22 november jl. van de commissaris van politie heeft men echter kunnen lezen dat het zowel gaat om een deel van het architectenhonorarium als om de geschat te kosten van adviseurs, waaronder de P.T.T., de politie- verbindingsdienst en technische installatiebureaus. Door het ministerie van binnenlandse zaken worden ten aan zien van de inrichting van politiebureaus zware eisen ge steld en daaraan moeten externe adviseurs te pas komen. Er is het nodige overleg gepleegd tussen de architect en het ministerie van binnenlandse zaken. Daarover is ook gesproken tijdens de begrotingsbehandeling naar aanlei ding van een vraag van de heer De Wilde over eventuele subsidiemogelijkheden. In dat overleg is van de zijde van het ministerie van binnenlandse zaken gesteld dat, ge zien ook de ter beschikking staande cijfers over het toe komstige inwonertal van de gemeente Soest, men dient te komen tot een bureau dat is geschikt voor 80 a 85 man. Daarmee zal dus rekening moeten worden gehouden bij het voorlopige ontwerp van het nieuwe gebouw. Er was geen tijd meer om voor het doen uitgaan van de raadsstukken nog een vergadering van de politiecommis- sie bijeen te roepen. Tot kort vóór de gehouden verga dering van de politiecommissie wisten wij ook niet, dat er maar één lid aanwezig kon zijn. Overigens ging dat lid helemaal akkoord met dit voorstel. In die vergadering van de politiecommissie is al aangegeven dat in ieder ge val uitbreidingsmogelijkheden voor het nieuwe gebouw open gehouden moeten worden, dus uitbreiding bóven het niveau van 80 a 85 man. Het is nl. in een aantal ge meenten in Nederland al voorgekomen dat drie jaar na de nieuwbouw van een politiebureau het gebouw alweer in de steigers moest, omdat uitbreiding van het gebouw moest plaats vinden. Wij hebben het gevoel dat men op het ministerie van binnenlandse zaken toch niet zo'n erg vooruitziende blik heeft wanneer men een en ander zo wil beknotten, omdat anderzijds toch blijkt dat de be hoeften van de politie toenemen, niet alleen qua man schappen, maar ook qua beveiligde apparatuur, schiet- kelders, enz. Het is dus zeer goed mogelijk dat ook ons nieuwe politiebureau toch groter zal moeten worden dan een gebouw dat geschikt is voor 80 a 85 man. Met het oog hierop pleit ik er toch voor dat nu een aan vullend krediet van F. 70.000,— beschikbaar wordt ge steld. Bovendien gaat het maar om een krediet, waarvan te zijner tijd de specificatie wordt overgelegd. Het is best mogelijk dat de kosten van de externe adviseurs zullen meevallen en dan zal niet het totale aanvullende krediet gebruikt behoeven te worden. Het voordeel hiervan is ook dat wij voorlopig niet meer terug zullen hoeven te komen bij de raad om nóg een aanvullend krediet. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! U bent toch wel érg aan de royale kant met f. 30.000,-. Ik wijs erop dat de brief van de heer Adema is geschreven na de brief van de directeur gemeentewerken. Ik had dus minstens verwacht dat de opmerkingen van de heer Adema op nieuw waren voorgelegd aan de directeur gemeentewer ken, teneinde na te gaan of het verschil van f. 30.000,- door deze beide adviseurs alsnog overbrugd had kunnen worden. U blijft dus de verantwoordelijkheid op uw schouders nemen dat het politiebureau in een zogenaamd bestem mingsplan Centrum zal moeten komen. Dat zal dan nog een aantal jaren duren, want u gaat daarbij tegen de ad viezen in van de P.P.D., de P.P.C. en de bevolking van Soe>t door hardnekkig vol te houden dat het politiebu reau in het centrum moet komen. Het zal dus nog een aantal jaren duren voordat het politiebureau er is. U durft wel; ik zou dat niet durven. Ik ga in ieder geval niet met dit voorstel akkoord. De VOORZITTER: Dames en heren! Ook de plaats die de heer Visser zo lief heeft voor het politiebureau, nl. aan de Dalweg De heer VISSER: Ik heb die plaats niet alleen lief; dat geldt voor de provincie en voor de bevolking van Soest ook. De heer LANGE: Heel Nederland! De VOORZITTER: Ik wijs erop dat ook dit het maken van een bestemmingsplan met zich zou brengen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Daarbij wordt op verzoek van de heer Visser aangete kend dat hij geacht wenst te worden te hebben tegen gestemd. 13 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het nemen van een beslissing op een door mr. G.H. Ol- gers te Utrecht ingesteld beroep tegen de weigering van een bouwvergunning. De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Het is toch wel nodig om hierover nog iets te zeggen, op een mo ment dat het beleid dat wij zo sterk voorstaan, met voe ten en bij herhaling wordt getreden. Het is bekend dat wij steeds geneigd zijn, als het gaat om mensen die te goeder trouw bepaalde zaken hebben gedaan die in de marge liggen en die niet helemaal voldoen aan allerlei bepalingen, bijvoorbeeld een gebouwtje hebben neerge zet of een bepaalde verandering aan een gebouw heb ben aangebracht, om die mensen ook te helpen. Dit is de laatste jaren ook wel gebleken. Wat hier echter is ge beurd, is echt te veel. Dit is geen zaak in de marge meer en ik meen dan ook - hoewel het een zware term is - dat het recht hier zijn loop moet hebben en liefst op zo kort mogelijke termijn. Het gaat hier om een bijzonder mooi pand en het feit dat iemand initiatief toont en grote daden wil onderne men, is op zichzelf toe te juichen. Dit mag ook, als men maar binnen de normen blijft en, zoals gezegd, laat de raad vaak ook buiten die normen nog wel enige ruim te toe. Ik wil nu toch nog snel de verschillende punten de revue laten passeren. De gemeente bericht binnen vier weken na de aanvraag inzake het pand Torenstraat 17, dat geen bezwaar be staat tegen de vestiging van een kantoor in dat pand. Toch houdt Peters B.V. in officiële bescheiden vol dat dit wél het geval is geweest en dat de gemeente geen toe stemming wilde geven om in dit pand een kantoor te vestigen. Er komen vervolgens twee korte gedingen in zake het pand Birkstraat 87, waarbij geheel duidelijk wordt dat alleen de benedenruimte van dit pand als kan toor mag worden gebruikt. Iedereen was daarvan toen al op de hoogte. Op 5 oktober 1976 weigeren burgemees ter en wethouders een bouwvergunning, waaruit overdui delijk het standpunt van het college blijkt. Iedereen wist, voor de tweede keer, precies wat mocht en niet mocht. De architect krijgt vervolgens opdracht, een uitgekookte aanvraag in te dienen, op grond waarvan in ieder geval de vergunning zou worden verleend. Op 1 maart 1977 geeft het college vervolgens de gevraagde vergunning, maar op 25 mei d.a.v. blijkt, dat er op de verdiepingen van het pand verschillende rigoureuze veranderingen zijn aangebracht, in strijd met de verleende vergunning; die veranderingen zijn voor iedereen duidelijk, ook al heeft hij geen verstand van technische zaken, zoals dragende constructies e.d. Op 8 augustus herhaalt zich hetzelfde, 14

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 15