De C.D.A.-fractie vindt het Centrumplan inhoudelijk
nog steeds een goed plan. Dit betekent niet dat dit plan
niet voor verbetering vatbaar is; de mogelijkheden tot
verbetering van het plan moeten dan ook nog worden
bekeken.
Voor de gemeenteraadsverkiezingen heeft het C.D.A.
naar voren gebracht het wenselijk te achten dat er een
nieuw bestuurlijk centrum met een nieuw winkelcen
trum komt ten zuiden van de Nieuweweg. Het C.D.A.
meent dat deze wens alleen maar mag worden vervuld
wanneer aan twee voorwaarden wordt voldaan:
1. de financiële haalbaarheid en de levensvatbaarheid
van het centrum moeten worden aangetoond (het
centrum met wat erbij hoort moet te betalen zijn voor
de gemeente en de winkeliers moeten in dat centrum
een boterham kunnen verdienen);
2. de reacties van de bevolking op het plan zullen wor
den verwerkt (dat betekent dat hetgeen de burgers
over het plan zeggen ernstig moet worden genomen;
die reacties moeten bij de besluitvorming over het plan
worden betrokken).
Alles wat de kiezers gezegd of geschreven hebben zal
dan ook serieus moeten worden bekeken. Afwijzing,
voor te stellen veranderingen en alternatieven (zoals
het Soe-STER-plan) moeten worden bestudeerd. Zo'n
studie kost tijd en die tijd moet dan ook worden ge
nomen. Het C.D.A. wil geen beslissingen waarvan
men later met recht aan de gemeenteraad kan verwij
ten, dat die beslissingen overhaast zijn genomen. De
tijd is tot nu toe te kort geweest, waardoor wij niet
kunnen voldoen aan hetgeen wij de kiezers hebben
beloofd.
In mijn betoog heb ik met opzet vermeden het door
ons gevoerde beleid geheel te verdedigen en het werk
van de actiegroepen te verdedigen. Om te komen tot
een verantwoorde beslissing geeft de C.D.A.-fractie
er de voorkeur aan de beslissing over het vaststellen
van het Centrumplan over te laten aan de nieuwe raad.
Formeel zal een besluit moeten worden genomen voor
17 november a.s., maar volgens ingewonnen inlichtin-
tingen kan langer uitstel worden verkregen (de wet
laat langer uitstel toe). In de tussentijd zal moeten
worden getracht het reeds bestaande overleg tussen de
raadscommissie en de diverse groepen voort te zetten.
Er zal voor zover mogelijk aanvullend materiaal moe
ten worden verzameld. Met een goede wil is veel te
bereiken. Daarvoor is ook medewerking van het college
nodig. Daarom doen wij een dringend beroep op het
college; wij verzoeken het college terug te komen op
zijn voorstel. Wij vragen het college bereid te zijn te
trachten het werk dat na de verkiezingen is aangepakt,
tot een goed einde te brengen, zodat op een later
moment een besluit kan worden genomen waarbij
een zo groot mogelijk aantal burgers zich gelukkig kan
voelen. Mijn fractie is er zich van bewust, dat er nooit
een besluit kan worden genomen waarmede iedereen
tevreden is, maar ik hoop dat het college kan instem
men met ons verzoek aan het college om op het geda
ne voorstel terug te komen.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Het voor
stel van het college om het ontwerp-bestemmingsplan
Centrum niet aan te nemen is natuurlijk onderwerp
van een uitgebreide en zeer intensieve gedachtenwis-
seling geweest in onze fractie. De resultaten van deze
gedachtenwisseling hebben geleid tot een unaniem
fractiestandpunt, zij het dat in deze unanimiteit niet
de individuele verschillen in de beoordeling van het on
derhavige plan worden weergegeven. Met andere
woorden: de één vindt het een beter plan dan de an
der (is enthousiaster); er zijn onopgeloste problemen
en vragen, maar de gehele fractie (met uitzondering
van de beide V.V.D.-wethouders; zij steunen het col
legevoorstel) staat achter de keuze uit de alternatieve
modellen.
In het collegevoorstel om het ontwerp-plan niet aan
te nemen presenteert het college ons eerst een wijzi
gingsvoorstel op de tekst van de toelichting op pagina
50 ad b. Wij kunnen in grote lijnen akkoord gaan met
de voorgestelde wijziging, maar wij willen er toch op
attenderen dat de formulering van de tekst op een
enkel punt onduidelijk is en derhalve interpretatie
verschillen kan inhouden. Het college beschrijft de mo
gelijkheid, dat een winkelier die om planologische re
denen in zijn uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt
en die zich niet wil of kan vestigen in een elders gelegen
pand waarop wel een winkelbestemming rust, dan toch
niet in aanmerking kan komen voor schadevergoeding
ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening (even
eens wordt een beschrijving gegeven van de voorwaar
den waarop eventueel tot bestemmingswijziging kan
worden besloten). Die passage in de tekst houdt een
onduidelijkheid in. Wordt hiermede bedoeld dat in het
geval een ondernemer niet bereid is zich te verplaatsen
(te kennen geeft dat hij aan voortzetting van zijn be
drijf ter plaatse de voorkeur geeft) maar wel voldoet
aan de onder a en b genoemde eisen (maar niet aan de
eisen die onder c worden genoemd), het bedrijfspand
van die ondernemer de woonbestemming blijft behou
den? Welke zijn in een dergelijk geval de financiële
consequenties voor de ondernemer en de gemeente?
Zo is er een aantal variaties van combinaties in de
voorwaarden mogelijk die het ons nog niet duidelijk
maakt of met de bedoelde tekstwijziging wordt be
reikt dat zelfs iedere schijn van dwang tot bedrijfsbe
ëindiging of verplaatsing door planologische maatre
gelen wordt vermeden. Met het college menen wij
dat het in het belang van de ondernemer is om tot
concentratie van vestigingen te komen en dat dit
wordt veroorzaakt door het koopgedrag van de consu
ment, De gemeente heeft tot taak om de ondernemer
de mogelijkheden te bieden (door middel van plano
logische maatregelen) om tot de gewenste concentra
tie in buurt- of wijkcentra te komen, doch zij mag dit
niet bevorderen door het treffen van restrictieve maat
regelen die een ontwikkeling van gespreide vestigingen
mogelijk maakt. De ondernemer zelf moet kunnen be
palen en kiezen waarmede zijn ondernemersbelangen
- en dus ook de consumentenbelangen - het beste zijn
gediend. Wij willen dus graag in het antwoord van het
college een toelichting op de desbetreffende tekst
wijziging horen teneinde te kunnen beoordelen of bij de
interpretatie daarvan kan worden voldaan aan onze be
doelingen.
Wij hebben in de afgelopen maanden ruimschoots ge
legenheid gehad om het ontwerp-bestemmingsplan (en
de wijze waarop het is tot stand gekomen) te bestude
ren. Na bestudering van de facetmodellen, verslagen
van de inspraakgroepen, de raamstructuur, het ontwik
kelingsplan etc. blijven wij bij de keuze van het win
kelmodel, waarvan dit plan een uitwerking is. Wij ach
ten voor Soest de opbouw van een winkelstructuur -
bestaande uit twee min of meer gelijkwaardige wijk
winkelcentra - nog steeds de beste oplossing, Wij vin
den nog steeds dat hierbij de koppeling van winkels
met bestuurlijke en sociaal-culturele voorzieningen