volkshuisvestingsbeleid. Dit beleid dient erop te zijn ge
richt dat juist de bevolkingsgroepen met geringe ont
plooiingskansen over behoorlijke ruimtelijke faciliteiten
kunnen beschikken. Wij zullen ons er dan ook op grond
van de huidige woningbehoefte krachtig tegen verzetten,
dat in de gemeente Soest van de aangekondigde ruimere
mogelijkheden voor de verkoop van woningwetwoningen
gebruik zal worden gemaakt.
Ontwikkelingsplannen, hoe mooi ook, zijn een wankele
basis om het ruimtelijke ordeningsbeleid op te grondves
ten. Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente
dient te zijn gebaseerd op een structuurplan ex artikel 8
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
In verband met de leefbaarheid van onze wijken en de
zorg voor een goed milieu dient bij het verkeer voorrang
te worden gegeven aan het openbaar vervoer, fietsers en
voetgangers. Uitgangspunt voor het milieubeleid is: Wat
schoon is moet schoon blijven; wat vuil is moet schoon
worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de volledige
verantwoordelijkheid voor het milieubeleid in de gemeen
te Soest in handen komt van één portefeuillehouder.
Op het gebied van het onderwijs heeft de gemeente duide
lijk afgebakende taken en verantwoordelijkheden. De
gemeente is het bestuur van het openbaar onderwijs en
zij dient dan ook alle noodzakelijke ontwikkelingen op
het gebied van het openbaar onderwijs te stimuleren.
Vanuit deze verantwoordelijkheid dient de gemeente te
stimuleren dat:
- nieuwe leerpakketten worden ingevoerd;
- de integratie van kleuter- en lager onderwijs waar moge
lijk plaats vindt;
- de schooltijden van het kleuter- en basisonderwijs gelijk
op elkaar worden afgestemd.
Gezien het feit dat de groei van de inkomsten van de ge
meente niet meer vanzelfsprekend voldoende is om alle
nieuwe taken te kunnen financieren, dient de onderlinge
prioriteitsstelling van alle taken binnen het welzijnster
rein uiterst serieus te gebeuren. Wij menen dat tot welzijn
ook sport behoort. Bij de onderlinge prioriteitsstelling
van de welzijnstaken is met name ook de subsidie aan
sport onderwerp van discussie.
Hoewel ons verkiezingsprogramma veelomvattend is, me
nen wij, dat het binnen de mogelijkheden van de gemeen
telijke samenwerking in Soest gewenst is om daar waar
dit maar enigszins kan te komen tot samenwerking met
andere politieke groeperingen bij de collegevorming.
Uitgangspunt daarbij behoort echter te zijn dat er met de
andere deelnemers aan het college tot programmatische
overeenstemming kan worden gekomen. Vanzelfsprekend
moeten wij dan in het gezamenlijke programma voldoen
de van ons eigen verkiezingsprogramma herkennen. Wij
menen dat de uitgangspunten, zoals onderschreven door
alle fracties in deze raad, in voldoende mate in overeen
stemming zijn met ons verkiezingsprogramma om aan een
college deel te nemen. Het verloop van de onderhande
lingen voor de vorming van een college en een collegepro
gramma stemt ons, zeker in vergelijking met de onder
handelingen die voorafgingen aan de voorgaande raads
periode, tot tevredenheid. In tegenstelling tot 1974 -
toen alleen de mogelijke deelnemers aan een college aan
de onderhandelingen hebben deelgenomen - zijn de be
sprekingen nu gevoerd door alle fracties die in de raad
zijn vertegenwoordigd. De uitgangspunten voor het col
legeprogramma zijn door de gehele raad onderschreven,
hetgeen onzes inziens betekent, dat de programmatische
basis van dit college wordt onderschreven door al deze
fracties. Tevens menen wij dat, hoewel het aantal pro
grammapunten voor dit college (evenals het programma
voor het vorige college) slechts zeven bedraagt, de pun
ten qua inhoud en uitwerking een meet beleidsmatig ka
rakter hebben.
Ofschoon er onzes inziens een grote mate van overeen
stemming met de andere fracties is tot stand gekomen, is
het niet zo, dat het voorliggende programma naar onze
mening identiek is met ons verkiezingsprogramma. Uiter
aard is er een aantal punten waarvan wij hadden gewenst
dat het collegeprogramma verder zou zijn gegaan Eén
van de belangrijkste hierbij is wel het punt betreffende
het structuurplan ex artikel 8 van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening, waarover ik het reeds eerder heb gehad.
Onze fractie zal de totstandkoming van een dergelijk
structuurplan blijven nastreven. Daarnaast wordt in het
collegeprogramma gesproken over de noodzaak om no
ta's over een aantal zaken uit te brengen, terwijl in ons
programma reeds wordt aangegeven wat naar onze me
ning de minimale inhoud van deze nota's zou moeten
zijn.
Wij zouden graag zien dat het nieuwe college bij de ko
mende begrotingsbehandeling aangeeft hoe het inhoud
denkt te geven aan het programma.
Voordat ik overga tot het noemen van onze kandidaat
voor het college, wil ik graag nog even ingaan op de wij
ze van samenwerken, zoals die ons in dit college voor
ogen staat. In het verleden is er vanuit onze partij nooit
een geheim van gemaakt dat voor ons collegeleden voor
uitgeschoven posten zijn van onze fractie in het dagelijks
bestuur. Dit betekent dat ook voor onze wethouders
geldt dat zij zijn gebonden aan het verkiezingsprogramma
van onze partij. Aangezien wij menen dat het collegepro
gramma niet strijdig is met ons verkiezingsprogramma,
betekent dit dat voor de punten die in dit collegepro
gramma voorkomen tijdens deze raadsperiode wat ons
betreft geen problemen zouden behoeven te ontstaan.
Het betekent echter tevens dat daar waar geen program
matische afspraken zijn gemaakt voor de collegevorming,
onze wethouder zal zijn gebonden aan het verkiezings
programma. In voorkomende gevallen van politiek vol
doende belang behouden wij ons dan ook het recht voor,
dat ons lid van het college een minderheidsstandpunt
inneemt. Wij menen echter dat daar waar dit noodzake
lijk zou blijken politieke duidelijkheid is te verkiezen
boven schijnbare eensgezindheid in het college. Ook wij
spreken de wens uit dat in de komende raadsperiode zeer
veel arbeid in het belang van de gemeente Soest zal wor
den verricht.
Tenslotte willen wij kandidaat stellen voor het college:
mevrouw Van Stiphout-Croonenberg,
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! De fractie van
Progressief Soest is bijzonder verheugd over de uitslag
van de gemeenteraadsverkiezingen dit jaar. Vier jaar lang
heb ik in mijn eentje geprobeerd namens de P.P.R, en
D'66 samen de belangen van het progressieve deel van de
Soester bevolking te vertegenwoordigen. Het doet mij
deugd en het schenkt voldoening dit de komende vier
jaar te mogen doen met mijn P.P.R.-partijgenote Leidje
Tomassen en met het niet-partijpolitiek gebonden lid van
Progressief Soest Jan Nuijten. Daarbij hopen wij op een
nauwe samenwerking met onze vrienden van D'66 die
nu geheel zelfstandig met drie leden in deze raad zijn te
ruggekeerd wat wel drie plantjes van eigen verkiezingszaad,
gevoegd bij onze felicitaties, waard is.
Deze progressieve winst van vijf zetels in deze gemeente
raad is onzes inziens ten koste gegaan van de P. v,d. A. en
de V.V.D. waaraan met name hun opstelling tegenover