Nr. 2 Soest, 21 september 1978
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Soest op donderdag 21 september 1978 te
19.30 uur.
VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M.
Corver-van Haaften.
SECRETARIS de heer J.L. van Dommelen, loco
secretaris.
Tegenwoordig de leden: mevrouw J. Allard-Knol, G. Beijen,
mevrouw A. Blommers-Biezeno, A. Bolhuis, J.J. van den
Brakel, J.J. Ebbers, mevrouw J.W.D.P. van Gelder-Corne-
lissen, H. Gerth, H.J. Goote, mevrouw J. Greefhorst-Van
Overdam, D. Hoekstra, H.M. Jonker, mevrouw E. Kort-
huis-Elion, R.A. van Logtenstein, J.L. Menne, J.G. Nuijten,
G.H. Oldenboom, A. Onderdelinden, G.A.W.G.A. Plomp,
J.R. van Poppelen, mevrouw M.F. van Stiphout-Croonen-
berg, P.L.J.M. Storimans, mevrouw A.D. Tomassen-Holshei-
mer, C. Verheus en J. Visser.
Afwezig met kennisgeving: de leden W.A. Blaauw en
G. Stam.
De VOORZITTER opent de vergadering en stelt voor met
gebed te beginnen. Hierna vindt voorlezing van het gebed
door de voorzitter plaats.
Vervolgens deelt zij mede dat bericht van verhindering is
ingekomen van de heren Blaauw en Stam.
16 Beëdiging van het nieuw benoemde raadslid de heer
J.J. van den Brakel.
De heer Van den Brakel legt in handen van de voor
zitter de door de gemeentewet geëiste verklaring en
beloften af.
De VOORZITTER wenst de heer Van den Brakel ge
luk met zijn installatie als raadslid.
17 Ingekomen stukken.
a. Brief d.d. 12 mei 1978 van de Stichting Stichtse
Milieufederatie inzake graszodenkwekerijen, met
voorstel te antwoorden overeenkomstig de bij de
stukken ter inzage gelegde ontwerp-brief.
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! In de
door het college voorgestelde antwoordbrief wordt
gesteld, dat de geldende voorschriften voorshands
voldoende worden geacht. Uit het bij de stukken ter
inzage gelegde bestemmingsplan blijkt, dat burge
meester en wethouders vergunning kunnen geven of
weigeren voor een bedrijf als het onderhavige. Zijn
burgemeester en wethouders van plan een dergelijke
vergunning te verstrekken?
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Onze fractie kan zich verenigen met de door het col
lege voorgestelde antwoord-brief. Zouden wij het ge
stelde in de brief van de Stichting Stichtse Milieufe
deratie helemaal opvolgen, dan zouden wij mijns in
ziens te ver gaan. Je kunt alles overdrijven. In dat ver
band wil ik opmerken: er komt geen bestemmings
plan ter tafel, of er wordt van de kant van de Stichtse
Milieufederatie wel een bezwaarschrift ingediend.
Daarin is altijd sprake van zaken die uniek voor Ne
derland zouden zijn, uniek voor Europa en ga zo maar
door. Ik ben van oordeel dat in Soest de graszoden-
teelt niet zulke grote vormen aanneemt, dat terzake
stringente maatregelen dienen te worden getroffen.
Op dat punt zou ik bijzonder voorzichtig willen zijn.
Graszodenkwekerijen vallen ook onder de provinciale
ontgrondingsverordening. De betrokken bedrijven
hebben in verband daarmede vrij stringente voorwaar
den moeten accepteren ten aanzien van het niet te veel
afplaggen en het ophogen van de gronden. Van provin
ciale zijde wordt op de naleving van deze voorwaarden
regelmatig controle uitgeoefend. Ook wanneer pom
pen worden geslagen in verband met de beregening,
valt men onder een provinciale verordening, nl. die
met betrekking tot het grondwater. In dat kader is
eveneens een vergunning noodzakelijk. Zowel de pro
vinciale ontgrondingsverordening als de provinciale
grondwaterverordening bieden mijns inziens een vol
doende waarborg dat een en ander in Soest niet de
verkeerde kant opgaat.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Als
antwoord aan de heer Nuijten het volgende. Of de ge
meente voor een graszodenkwekerij al dan niet een
vergunning zal afgeven, is uiteraard afhankelijk van de
plaats van het bedrijf en van de voorwaarden die wij
kunnen stellen. Het is derhalve niet zo dat wij in het
algemeen en rigoureus kunnen zeggen, dat wij met
betrekking tot dit soort bedrijven wel of geen vergun
ning zullen afgeven.
De heer Van Poppelen kan ik zeggen dat wij menen
dat de bij het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Ge
bied behorende bepalingen voldoende waarborgen
bieden tegen onverantwoorde ontwikkelingen.
Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
b. Brief d.d. 5 augustus 1978 van mevrouw E.J. Joos-
ten inzake de onderhoudstoestand van de woning
Veldweg 14, met voorstel het stuk om advies in han
den te stellen van burgemeester en wethouders.
Mevrouw TOMASSEN-HOLSHEIMER: Mevrouw de
voorzitter! Ik heb het huis bekeken. Ik vind dat snel
reparaties moeten worden aangebracht. Dit te meer
daar het najaar nadert, waarin veel stormen zijn te
verwachten.
De VOORZITTER: Dit is eigenlijk buiten de orde.
Het gaat thans alleen om de vraag of de raad de brief
van mevrouw Joosten al dan niet in handen van bur
gemeester en wethouders om advies wil stellen. Ik
zou in de nieuwe raad verder de orde willen handha
ven, maar in dit geval wil ik mededelen dat toevallig
net vandaag een brief met een advies van gemeente
werken met betrekking tot de onderhavige woning
bij het college is binnengekomen. Het is dus niet zo,
dat wij pas aan het werk gaan, nadat de brief in de raad
aan de orde is geweest.
Het zou overigens eigenlijk beter zijn de brief niet om
advies, maar ter afdoening in handen van burgemeester
en wethouders te stellen. Dan kan het college, wan
neer dat nodig blijkt, meteen tot het laten aanbren
gen van reparaties overgaan. Het college kan dan de
raad over de wijze van afdoening rapporteren.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb er
rincipieel bezwaar tegen dat aan de raad gerichte
rieven door burgemeester en wethouders zelf wor
den afgehandeld. Dan onttrekt de briefwisseling zich
aan de openbaarheid. Niemand weet daarbij waar de
grenzen liggen tussen hetgeen u wel en niet doet. In
de commissie heb ik reeds gezegd dat het schrijven
van een brief aan de raad voor de burgerij vaak het
laatste redmiddel is.
De VOORZITTER: Ik laat het rustig aan de raad
over of deze in dit geval een advies van het college wil
15