Ik verzoek de heer Jonker nog even aan te geven op wel
ke punten de nieuwe brief verschilt van de oorspronke
lijke.
De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! De oorspron
kelijke antwoordbrief maakte op mij een wat barse in
druk; de brief ging nogal sterk uit van het eigen gelijk.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt en het is
volstrekt onduidelijk wie er in dit geval fouten heeft
gemaakt; daarbij staat het „ja" van de één tegenover
het „neen" van de ander. De heer Van Peperstraten
heeft bezwaar gemaakt tegen een aanmaning in verband
met niet betaalde garagehuur, omdat hij in de veronder
stelling verkeert een en ander goed te hebben geregeld
door middel van een automatische afschrijving die
echter de mist in blijkt te zijn gegaan; de afdeling comp
tabiliteit stelt dat men deze afschrijving nooit ontvan
gen heeft. In de oorspronkelijke brief werd op nogal
barse wijze hierop geantwoord, dat de heer Van Peper
straten ongelijk had, hoewel ook de concessie werd ge
daan dat in het vervolg de waarschuwingskaarten in
een envelop zullen worden gedaan. Het op zichzelf
goede betoog waarom de gemeente erop moet letten
dat betalingen op tijd plaats vinden, omdat de zaken
anders volledig uit de hand lopen, kon gehandhaafd
blijven, maar ook daar kon het wat vriendelijker wor
den gesteld. Met de brief die nu voorligt zal de heer
Van Peperstraten zich zeker prettiger aangesproken
voelen dan bij de oorspronkelijke antwoordbrief.
Juist gezien de waarschuwingen in een vergadering van
de commissie voor algemene bestuurszaken dat in de
raad niet eindeloos over formuleringen moet worden
gesproken, heb ik een en ander van te voren op papier
gezet. Ik ben de heer Kruitwagen bijzonder dankbaar
dat hij op zeer korte termijn voor vermenigvuldiging
heeft willen zorgdragen.
De heer ONDERDELINDEN: Mijnheer de voorzitter!
Ik juich deze tendens toe.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mijnheer
de voorzitter! Ik kan akkoord gaan met de nieuwe
ontwerp-antwoordbrief. Ook wij hadden wijzigings
voorstellen willen doen in dezelfde zin als de heer
Jonker het heeft gedaan. Overigens wordt in de brief
van de heer Van Peperstraten gesteld dat hij drie keer
een m achtiging heeft verleend die kennelijk niet is
aangekomen. Dat vind ik nogal vreemd. Kan intern
eens nagegaan worden hoe dit kan voorkomen en of
het hier alleen een incident betreft dan wel of het
wel vaker voorkomt?
De VOORZITTER: Dat zeg ik graag toe, mevrouw
Van Gelder.
Het college stelt dus nader voor om de brief van de
heer Van Peperstraten te beantwoorden overeen
komstig de nieuw opgestelde antwoordbrief.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
V ragenhalfuurtj e
De VOORZITTER: Dames en heren! Van de heer
Visser zijn twee stellen vragen ingekomen. De eerste
serie vragen heeft betrekking op de ambulancedienst
en de vragen luiden als volgt:
„1. Hebt u kennis genomen van het artikel in de A.C.
van 18-9-1978 m.b.t. de gebeurtenissen op zondag
17-9-1978 en de reactie van de heer Groart daarop en
van het artikel in de A.C. van 25-9-1978 m.b.t. de ge
beurtenissen op zaterdag 23-9-1978, respectievelijk bij
S.O. Soest en bij Hees?
2. Zijn de Soester sportorganisaties en evenementen
commissies op de hoogte hoe te handelen in geval van
calamiteiten? Zo ja, waaruit bestaan hun instructies
dan?
3. Op welke wijze denkt u de paraatheid van de ambu
lancedienst te vergroten opdat beide wagens permanent,
ook in het weekeind, ingezet kunnen worden?
4. Wat was de reden waarom de hockeyer naar Amers
foort vervoerd moest worden? We hebben hier toch
een ziekenhuis?
5. Hoe zal het met de paraatheid en inzet zijn als
straks de districtsgezondheidsdienst een feit is gewor
den?
Toelichting:
Wij zijn ervan overtuigd dat in het weekeind de mede
werkers van de ambulancedienst regelmatig vrij af be
horen te zijn. Maar wat hebben we in Soest aan twee
ziekenauto's als in het weekeind (veel ongelukken?)
één wagen niet kan functioneren bij gebrek aan zie
kenbroeders. Slechts twee. Chauffeurs zijn er genoeg
hebben wij begrepen."
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mijnheer de voorzitter! Het antwoord op de
eerste vraag luidt bevestigend; wij hebben kennis ge
nomen van de betreffende artikelen.
Wat de tweede vraag betreft, kan ik zeggen dat alle
sportaccommodaties beschikken over alle noodzakelij
ke telefoonnummers. Deze zijn bevestigd naast de te
lefoontoestellen. Door de sportstichting is gecontro
leerd of ze nog allemaal aanwezig zijn en dat bleek het
geval te zijn. Er is dus sprake geweest van het verkeerd
draaien van nummers, hetgeen ook bij navraag is ge
bleken.
Inzake de derde vraag wijs ik erop dat in het algemeen
tijdens het weekeind geen ziekenvervoer plaats vindt,
terwijl op werkdagen één ambulance praktisch alleen
wordt gebruikt voor ziekenvervoer. In het weekeind
wordt beschikt over één ambulance met een volledige
bemanning. Uit begrotingsbehandelingen weet de heer
Visser ongetwijfeld, dat ambulancevervoer kostendek
kend moet zijn; daarop is dan ook de sterkte ingesteld.
Naar verwachting zal in het voorjaar van 1979 - de
uiterste termijn is 1 juli 1979 - de centrale post ambu
lancevervoer Utrecht-oost in Amersfoort met de werk
zaamheden beginnen. Alle ongevallen zullen dan moe
ten worden gemeld bij die centrale post. Deze post be
paalt dan, welke wagen moet uitrukken. Omdat men
daar in een oogwenk kan zien welke wagen paraat is
en het snelste bij de plaats van het ongeval aanwezig
kan zijn, zal de inzet van ambulances vanaf dat mo
ment sneller kunnen geschieden.
Wat de vierde vraag betreft, merk ik op dat in princi
pe elke zieke en elk ongevalsslachtoffer wordt vervoerd
naar de plaats die hij of zij zelf kenbaar maakt. In het
onderhavige geval ging het om een jongen uit Amers
foort, vergezeld van zijn vader die chirurg is in een
Amersfoorts ziekenhuis; deze stond erop dat zijn zoon
naar Amersfoort werd vervoerd.
Als de districtsgezondheidsdienst eenmaal een feit is
geworden, zal de ambulancedienst van Soest daarbij
worden ingebracht. Er zullen in Soest dan twee wagens
gestationeerd blijven die door de centrale post gestuurd
zullen worden.
De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! In de com
missie algemene bestuurszaken is wel eens gevraagd of
wij de wethouders niet voor onverwachte vragen wilden