dering van de verhoging van de leges voor bouwver gunningen. Deze leges zijn nl. gekoppeld aan de bouw kosten die op zichzelf al onderhevig zijn aan stijgingen, veelal met meer dan 3%% per jaar. Een verhoging van het legespercentage betekent derhalve in feite een dub bele verhoging, hetgeen wij te veel van het goede vin den. Om principiële redenen hebben wij verder moeite met de verhoging van het tarief voor het landelijk pas poort voor bejaarden; daar zullen wij tegen stemmen. Voorts sluiten wij ons aan bij het betoog van de heer Bolhuis wat betreft de marktgelden. Los van de norma le jaarlijkse kostenstijgingen zou nl. volgens de stuk ken gelden - uitgaande van een stijging met 25% in de eerstkomende vier jaar en een stijging met 20% in 1983 - dat in 1983 de kosten ruim zeven keer zo hoog zouden zijn dan nu het geval is. Er wordt immers ge steld dat de opbrengsten maar voor éénderde deel de kosten dekken. Wij vragen ons af hoeveel de kosten verleden jaar zijn gestegen. Voorts vragen wij ons af, waarom de marktcommissie niet is geïnformeerd hierover. Met de marktcommissie zou bezien kunnen worden in hoeverre kostenverlagingen mogelijk zijn. Bovendien is onzes inziens de vraag gewettigd of de markt wel kostendekkend moet zijn, gezien de sociale betekenis van de markt. Tenslotte merken wij nog op dat op blz. 9 van de ver ordening op de leges, zoals die nu wordt voorgesteld, nog sprake is van „Algemene Politieverordening", ter wijl dit „Algemene Plaatselijke Verordening" moet zijn. De heer GOOTE: Mijnheer de voorzitter! Op één punt na gaan wij akkoord met de voorstellen van het college. Wij zijn, wat de nieuwe legesverordening be treft, blij dat ons voorstel, in de commissie financiën genoemd, is overgenomen om de prijs voor de raads voorstellen die afgehaald worden bij de secretarie, niet te verhogen, met als argument dat de belangstelling van de burger bij het raadsgebeuren zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd. Ondanks een anderslui dend verzoek stelt het college wel voor om het tarief voor de Pas 65 te verhogen, maar daar tillen wij niet zo zwaar aan dat wij ertegen zullen stemmen. Wij zijn voorts blij dat het college heeft afgezien van zijn onza lige voorstel om het minimum tarief voor het gemeen telijk kampeerterrein van f. 250,— op f. 300,— te bren gen; het college is op die onwijze schreden terugge keerd en stelt nu voor het minimum tarief te handha ven. Daarmee kunnen wij uiteraard akkoord gaan. Wat de marktgelden betreft, heb ik in de commissie financiën ook een betoog gehouden over opbrengsten en kosten, in dezelfde zin als de heer Bolhuis nu heeft gedaan inzake de beide wegen die bewandeld kunnen worden. Wij hebben toen een interessante discussie gehad over het deel dat de schoonmaakkosten uitma ken van de reinigingskosten van de markt. Het lijkt mij niet juist om nu weer in herhaling te vervallen en ik beperk mij dan ook tot de mededeling dat wij ak koord gaan met de voorgestelde verhoging van 25%, met de uitdrukkelijke aantekening dat wij voor ko mendejaren verwachten dat het college meer het pad van de kostenbesparing zal opgaan of althans meer dan tot nu toe onderzoekt, welke kostenbesparingen er wellicht mogelijk zijn. Wij menen overigens dat de marktgelden in principe kostendekkend dienen te zijn. Wij ontkennen daarbij niet dat de markt een so ciale functie heeft, maar dat heeft de winkel op de hoek ook en men moet oppassen met het concurren tievervalsend te weer gaan op dit punt. Als de markt gelden de kosten niet dekken, betekent het dat er ge meenschapsgeld in gestopt wordt en gaat er dus in fei te subsidie naar degenen die hun waren op de markt verkopen. Men kan dan terecht van concurrentieverval sing spreken, want er gaat geen gemeenschapsgeld naar de winkeliers in Soest, Het uitgangspunt dat de markt kostendekkend moet draaien, acht ik dan ook een goed uitgangspunt. Het is jammer dat het college deze zaak kennelijk de laatste tijd wat heeft laten sloffen, waardoor er een geweldig gat is ontstaan tussen de kosten en de opbrengsten. Wij kunnen niet akkoord gaan - ik heb dat ook al in de commissie financiën genoemd - met de voorgestel de verhoging van de tarieven van de zwembaden. Het natuurbad heeft een nadelig saldo; dat zal niemand verwonderen. Er zal ook niemand zijn die wil streven naar het wegnemen van dit nadelige saldo, omdat het bad dan wel direct kan sluiten. Het bestuur van de stichting zwembaden, daarin gevolgd door het colle ge, stelt nu echter voor om de abonnementen in ster kere mate te verhogen dan de dagkaarten. Dit bete kent dus dat degenen die het zwembad frequent be zoeken, de rekening moeten betalen van het nadelige saldo, terwijl dat niet geldt voor degenen die zeer zel den het zwembad bezoeken. Onzes inziens is dat een onjuiste redenering en ligt het veel meer voor de hand om juist degenen die frequent gebruik maken van het zwembad, waarbij het voor een belangrijk deel om kinderen gaat, te ontzien bij de tariefsverhoging en daartegenover de dagkaarten sterker in prijs te verho gen. Bovendien komt een verhoging van de abonne mentsgelden in absolute zin veel harder aan; het gaat daarbij om een stijging van bijvoorbeeld f. 41,- naar f. 45,-, terwijl de stijging voor kinderen tot 16 jaar f. 2,50 bedraagt. Dat komt harder aan dan wanneer de dagkaarten worden verhoogd van bijvoorbeeld f. 2,~ naar f. 2,25 of van f. 2,50 naar f. 3,-; een dergelijke verhoging zal weinig invloed hebben op het dagbe- zoek, terwijl een behoorlijke stijging van de abonne mentsprijzen mijns inziens wel een belangrijke nega tieve invloed zal hebben op de verkoop van de abon nementen. Wij geven het college dan ook in overweging om ten aanzien van de tarieven van de zwembaden juist omge keerd te handelen en de dagkaarten derhalve te verho gen met een percentage tussen de 10 en de 20, alsme de de verhoging voor de abonnementen beperkt te houden tot ongeveer 31/2%. Hoe dit zal uitwerken in het totaal van de opbrengsten, kan ik nu niet nagaan, want de aantallen abonnementen en dagkaarten die ge middeld in een seizoen worden verkocht, zijn niet genoemd in de stukken, Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! Wij hebben grote moeite met de door het college voor gestelde verhoging van 314% voor een aantal te verrich ten diensten. Wij hebben nl. de indruk dat automatisch is gekozen voor het hoogste percentage van 314, waar bij de minste moeilijkheden van de kant van het minis terie vallen te verwachten. Waarom is niet uitgegaan van het percentage van 214, het percentage van de kos tenontwikkeling zoals dat in de miljoenennota wordt gegeven? Volgens het voorstel is het beleid van de ge meente de afgelopen jaren er nl. op gericht geweest, regelmatig de tarieven aan te passen aan de kostenstij gingen. Waarom dan toch niet dat percentage van 2% gekozen? In hoeverre de kostenontwikkeling tot tariefsverhogin-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 238