De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Het valt mij op dat er weer een aantal brieven op de agenda staat (4 januari, 9 januari en 11 januari) die mijns in ziens toch weer te lang in de la hebben gelegen; deze brieven hadden waarschijnlijk reeds op de agenda van de januarivergadering kunnen worden geplaatst. Ik meen dat in een vorige raadsvergadering ook is af gesproken om de ingekomen stukken voortaan wat sneller op de agenda te plaatsen. Wanneer het college een antwoord gaat formuleren, verdient het ook aanbeveling om iets te schrijven over het feit dat er winkels in een winkelcentrum verande ren in woonhuizen. Dat gebeurt wel meer in Soest, maar ik begrijp niet dat dat mag, wanneer dat gebeurt in een typisch winkelcentrum als het centrum aan de Koninginnelaan. In dat geval geloof ik dat de brief schrijvers zich terecht zorgen maken. Ik denk in dit verband aan een slagerij die inmiddels is veranderd in een woonhuis. Ik kan mij voorstellen, dat een derge lijke gang van zaken niet goed is voor een winkelcen trum. Stel dat dat straks in het centrum gebeurt! De VOORZITTER: Dames en heren! De raad stelt er bijzonder veel prijs op om in het algemeen de agenda veertien dagen van tevoren in huis te hebben. Daarbij is afgesproken dat wij zoveel mogelijk op een apart lijstje zullen vermelden welke brieven nog tot de laatste woensdag vóór de raadsvergadering zijn binnen gekomen. (Dat is de vorige keer niet helemaal gelukt). Dat betekent echter niet, dat er in de raad ook al een beslissing zal worden genomen over wat er met die na gekomen ingekomen stukken zal gebeuren. Door de ze handelwijze kunnen de briefschrijvers echter weten, dat hun brief is ontvangen. Op het ogenblik zoeken wij naar een nog meer verfijnd systeem. Wanneer de agenda later uitgaat, is die moeilijkheid gemakkelijk op te vangen. In ieder geval zal er melding worden ge maakt van de ontvangst van nagekomen ingekomen stukken; indien het om een eenvoudige zaak gaat, kan er misschien ook al meteen een advies van het college bij. De huidige situatie bevredigt ook het college niet helemaal. Wij zullen nagaan of hetgeen de heer Visser in zijn tweede opmerking bedoelt kan worden verwoord in de brief. Wellicht zullen wij de heer Visser op een an dere manier kunnen duidelijk maken hoe het zat met de bestemming die hij heeft aangeduid. Het stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders om advies. b. Brief d.d. 4 januari 1978 van het bestuur van het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en omgeving betreffende Koninklijke goedkeuring van de gemeenschappelijke regeling. c. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen. Deze stukken worden aangenomen voor kennisge ving. d. Brief d.d. 11 januari 1978 van de Woningbouwver eniging „St. Joseph" te Soest inzake de complexen aan de Molenstraat, met voorstel deze brief om advies in handen te stellen van burgemeester en wethouders. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ook de be wonerscommissie heeft een afschrift van deze brief gehad. Bij deze commissie heerst nogal wat onrust, omdat men zich afvraagt wat er gebeurt, wanneer uit voering wordt gegeven aan hetgeen de woningbouw vereniging St. Joseph vraagt. Er ligt nl. nog steeds een verenigingsbesluit om de huizen te verkopen aan de bewoners. Wanneer hier de bestemming woonge bied wordt gegeven De heer OLDENBOOM: Ik meen dat de brief niet op dit moment moet worden besproken. De heer VISSER: Dat doe ik ook niet. De heer OLDENBOOM: Het lijkt er alleen maar op! De heer VISSER: Op 20 november 1975 hebben wij afgesproken, dat wij een advies mee mogen geven in verband met een te zenden antwoord. Daarom vraag ik het college of het de bewonerscommissie voor die tijd wil informeren over de brief, zodat daarmede re kening kan worden gehouden in het te zenden ant woord. De VOORZITTER: Het college zal dat overwegen, hoewel het mij niet zo praktisch lijkt. Het is echter altijd de moeite waard om aandacht te schenken aan adviezen die wij vanuit de raad krijgen. Het stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders om advies. e. Brief d.d. 26 januari 1978 van de heer en mevrouw Van den Boomen-Willems en vele anderen, betrek king hebbende op een eventuele doortrekking van de Waldeck Pyrmontlaan. Dit schrijven wordt gesteld in handen van burgemees ter en wethouders om advies. f. Brief d.d. 4 januari 1978 van mevrouw J.M. Belt, houdende bezwaar omtrent de toewijzing van een ga rage, met voorstel de brief om advies in handen te stellen van burgemeester en wethouders. De VOORZITTER: Ik kan mededelen dat de garage inmiddels aan mevrouw Belt is toegewezen. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik heb een beetje vreemd opgekeken van de tekst van de brief, want daarin staat dat mevrouw Belt, wanneer zij niet meer in het bezit is van een auto, de garage moet teruggeven aan de gemeente. De VOORZITTER: Dat staat in het huurreglement en daarvan behoeft u derhalve niet vreemd op te kijken. De heer VAN AALST: Dat is wel mogelijk, maar een aantal garages is verhuurd aan winkeliers en die gara ges worden gebruikt als magazijn. Ik vind dan ook dat er met het verhuren van die garages nogal wat vreemde dingen gebeuren. Er is al eens gevraagd om een onderzoek in te stellen naar het oneigenlijke ge bruik van garages. Is er al resultaat van dat onderzoek? De VOORZITTER: Dat onderzoek is ingesteld, maar ik stel de resultaten van dat onderzoek niet aan de orde naar aanleiding van deze brief. Over de resulta ten van dat onderzoek kunnen wij best eens in een bepaalde commissie praten. Het stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders om advies. g. Brief d.d. 6 november 1977 van de werkgroep leef milieu Soest inzake het Centrumplan met voorstel te antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp-brief. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In het concept-antwoord staan een paar dingen waarmede ik het niet eens ben. Ik vind het concept-antwoord ook maar een kattebelletje, terwijl de werkgroep leefmilieu Soest op uitvoerige wijze over een en an der heeft geschreven. De onderhavige kwestie is een typisch voorbeeld van een zaak die is behandeld in een besloten raadsverga dering. Ik denk dan aan de enquetevragen die in een 22

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 23