lied-
er,
niet
slui-
nkt
■er
in-
vaar-
s
is al
Dor
en
weg.
aezeg-
:n dan
blijven
speel-
men.
tent
aan-
tot
ter-
dtter!
:hting
hik-
rder
ct be-
en de
of te
staat
rt-
erso-
:meer
1 door
ver-
,t kos-
t te
Is het
'erle-
>ehoe-
,s het
1 kun-
al zo-
ioneels-
irte toe
:nte,
Soest
Vol-
aagd
conse-
ït geko-
ize stem
:n blan-
te ver-
zullen
t door
rdt en
lefenen
op met name de kostenkant van het geheel. De gemeen
te kan daardoor voor de nodige financiële consequen
ties worden geplaatst en een nadere onderbouwing van
de verwachting van het college dat die consequenties
gering zullen zijn, is nog niet gekomen. Als die onder
bouwing vanavond nog niet kan worden gegeven, zul
len wij graag zien dat het voorstel wordt aangehouden.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! Ik
heb, als lid van de commissie financiën, geen behoefte
om hierop nader in te gaan, omdat ik in de tussentijd
een gesprek hierover heb gehad met de wethouder.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mijnheer
de voorzitter! Wij zijn blij met de toelichting die in
het stuk is gegeven over de financiële kant van de
zaak, hoewel wij hiermee nog niet zóveel wijzer zijn
geworden. De precieze kosten kunnen nl. nog niet
worden aangegeven. Wel betreuren wij het dat in het
stuk eigenlijk alleen wordt ingegaan op de nadelen die
aan deelname zijn verbonden, niet op de voordelen.
Wij menen dat er grote voordelen zitten aan die deel
name, met name het feit dat men daardoor gefaseerd
geconfronteerd wordt met de bestuurlijke decentrali
satie, opdat men niet alles in één keer moet doorvoeren
als de kaderwet specifiek welzijn ooit een feit wordt.
Wij hadden graag gezien dat de voor- en nadelen naast
elkaar waren gezet in het stuk.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mijnheer de voorzitter Het lijkt mij nodig
om eerst nog een toelichting te geven op de term „ex
periment". In dit geval betekent deze term niet het
geen de heer Oldenboom daar kennelijk onder ver
staat. Het gaat hier niet om het uitvoeren van een wel-
zijnsplan als een soort experiment. Wel is hiermee be
doeld het besluit van het kabinet dat tien gemeenten
c.q. gewesten c.q. provincies in Nederland zullen wor
den aangewezen die zullen gaan experimenteren met
de bestuurlijke decentralisatie; het gaat bij dit experi
ment dus alleen om het „uitproberen" van bestuurs-
overdracht. Daar ligt ook het grote voordeel van deel
name aan het experiment. Immers, als men deelneemt
aan dit experiment, wordt men niet pas over vier jaar
in één keer geconfronteerd met de uitvoering van alle
rijksbijdrageregelingen, maar krijgt men de kans om
onder leiding van een interdepartementale werkgroep
fasegewijs rijksbijdrageregelingen in te voeren. De uit
voering van die regelingen vindt nooit anders plaats
dan aan de hand van een door de raad of de staten
vastgesteld welzij nsplan. Het experimenteren zit hier
in dat het gemeentebestuur de kans krijgt om in sa
menspraak met de rijks- en de provinciale overheid na
te gaan of het ontwerp van de kaderwet specifiek wel
zijn voldoet zoals het nu is, dan wel of daaraan zoveel
haken en ogen zitten dat dit ontwerp moet worden
gewijzigd.
Hierbij is er bovendien het voordeel van de toezegging
van de rijksoverheid dat een en ander budgettair neu
traal zal zijn. Als wij meedoen, kunnen wij dus uitgaan
van dezelfde vergoedingen als wij nu krijgen door mid
del van de rijkssubsidies. Zelfs als de touwen strakker
zouden moeten worden aangetrokken, kunnen wij dan
toch in de komende vier jaar met dezelfde financiële
middelen als wij hebben,proberen het welzijnsplan uit
te voeren.
De vraag is daarbij wel gerezen of het bedrag van
f. 50.000,- dat het rijk ons toezegt voor het eerste
jaar, wel voldoende zal zijn. De afdeling welzijn heeft
het college ervan kunnen overtuigen dat dit inderdaad
voldoende zal zijn. Er wordt bij het experiment nl.
uitgegaan van een gemeente die nog niet is gestart met
de welzijnsplanning, terwijl wij in Soest al anderhalf
jaar met planningsvoorbereiding bezig zijn en een groot
deel van de planning al is verricht, waarvoor de raad in
het verleden ook financiële middelen beschikbaar
heeft gesteld. Tevens heeft de raad verleden jaar goed
gekeurd dat een speciale ambtenaar werd aangesteld
die zich zou bezighouden met de uitvoering van de
rijksbijdrageregelingen; deze kan dus als coördinator
optreden. Wel zal deze nu contact moeten onderhou
den met twee instanties, nl. met de interdepartemen
tale stuurgroep en het Algemeen Welzijns Overleg
Soest.
Met het oog hierop durft het college te stellen dat er
voor Soest weinig financiële risico's aan dit voorstel
zijn verbonden.
De heer OLDENBOOM: Mijnheer de voorzitter! Het
is dus de bedoeling dat geen extra personeel wordt
aangetrokken. De vraag is dan wel wat de aarzelingen
dan zijn bij het college om te stellen dat het helemaal
geen extra geld zal kosten. Immers, buiten personeels
lasten zijn er toch weinig mogelijkheden om extra geld
uit te geven.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mijnheer de voorzitter! Wij zouden hier wel
kunnen stellen dat er helemaal geen extra geld gemoeid
mee zal zijn, maar dat zou toch niet eerlijk zijn. Wij
krijgen nl. pas inzage in de uit te voeren werkzaamhe
den als wij als experimenteergemeente zouden worden
geaccepteerd. Wel kan gesteld worden dat het vrijwel
niet mogelijk is dat wij hiermee financiële risico's lo
pen, vooral omdat Soest al verder is dan gebruikelijk is
bij veel gemeenten op dit moment terzake van de wel
zijnsplanning. Als wij eenmaal als experimenteerge
meente zijn aangewezen, moeten wij nog in een over
legsituatie met het rijk komen. Overigens zal het de
heer Oldenboom die al jaren lang raadslid is, bekend
zijn dat het rijk zich in de gevallen waarin wij het ex
periment met een rijksregeling zijn aangegaan, altijd
aan de afspraken heeft gehouden. Dat is nl. het enige
risico dat wij lopen, hoewel ik meen dat men daarvan
niet mag uitgaan, gezien het kabinetsbesluit dat hier
over genomen is. Het rijk houdt echter altijd een slag
om de arm bij het doen van toezeggingen, omdat altijd
wordt gezegd dat dit alleen geldt als de wettelijke mid
delen aan het rijk worden gegeven. Een harde uitspraak
hierover kan de gemeente dus nu niet doen; dat moet
in samenspraak met de rijksoverheid gebeuren.
De heer OLDENBOOM: Wij gaan akkoord met het
voorstel, mijnheer de voorzitter.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
45 Voorstel tot benoeming van leden in het bestuur van
het Regionaal Werkvoorzieningsschap.
De VOORZITTER: Ik verzoek mevrouw Korthuis en
de heer Verheus met mij het stembureau te vormen,
ook voor het volgende agendapunt.
Uitgebracht worden 26 stemmen, waarvan 25 op de
heer R.A. van Logtenstein en één blanco, zodat de
heer Van Logtenstein is benoemd.
De heer VAN LOGTENSTEIN verklaart, desgevraagd,
zijn benoeming te aanvaarden.
46. Voorstel tot benoeming van leden in het bestuur van
het Wijk(diensten)centrum „De Borg".
41