college een visie op het thans te voeren winkelbeleid. De mogelijkheid om tot een dergelijk beleid te ko men (en te concretiseren) is de enige reden voor het feit, dat op dit ogenblik alle leden van mijn fractie be reid zijn om met het collegevoorstel in te stemmen. Wanneer uit het antwoord van het college blijkt dat er slechts sprake is van een schim en dat er - wanneer het Centrumplan wordt ingetrokken - pas over een jaar of vier iets wordt gerealiseerd, zal dat voor veel frac tieleden bijzonder moeilijk zijn. De geschiedschrijvers zullen de achter ons liggende periode wel eens als een uiterst zwarte bladzijde in de geschiedenis van Soest kunnen gaan beschrijven. Laten wij er in de nabije toekomst voor zorgen dat er toch nog iets in Soest van de grond kan komen. Wij hopen dat daartoe bij het volgende agendapunt een eerste aanzet kan worden gegeven. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! In augustus jl. hebben wij de raadsvergadering vanaf de publieke tribune bijgewoond. Wij hadden toen, gelet op het voorstel van het college, niet de gedachte dat wij zelf als raadsleden het historische moment van het niet vaststellen van het Centrumplan door de raad zou den meemaken. Het collegevoorstel leek ons reeds toen een uitstekend voorstel. Wij vreesden dat het uiteindelijk in augustus jl. tot stand gekomen uitstel tijdverlies tot gevolg zou heb ben. Gelukkig is dat uitstel niet langdurig gebleken, maar het heeft wel een paar maanden geduurd, zoals toen ook reeds door u, mevrouw de voorzitter, werd voorspeld. Het voorstel dat nu ter tafel ligt juichen wij toe; wij geloven dat het een goede zaak is om met een schone lei te beginnen teneinde tot een werkelijke oplossing van de Soester problemen te komen. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Reeds in augustus jl, was een deel van onze fractie voor het intrekken van het Centrumplan. Wij kunnen thans akkoord gaan met het voorstel dat voorligt. Ik wil niet te veel meer over deze materie zeggen, omdat er in het verleden reeds zeer veel over het Centrumplan is gesproken. De heer Goote zal zijn standpunt nader toelichten, omdat hij in augustus jl. een ander standpunt heeft ingenomen dan de meerderheid van de fractie. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil niet ingaan op hetgeen er allemaal is gebeurd voor de raads vergadering van 17 augustus jl. Op 17 augustus jl. is het voorstel van het college (het niet vaststellen van het Centrumplan) aangehouden. Tijdens die raadsver gadering werd een motie aangenomen waarin stond, dat het voorstel van het college eerst nog eens zou worden besproken in de commissie voor ruimtelijke ordening. Dat is gebeurd. Door de commissie voor ruimtelijke ordening zijn drie soorten advies uitgebracht. Het eerste advies be treft het schone-lei-advies. Het tweede advies betreft het bestuderen van alternatieven alvorens het Centrum plan wordt afgewezen. Het derde advies betreft in fei te het standpunt zoals dat met verschillende nuance ringen in de vergadering van 17 augustus jl. naar voren werd gebracht door de V.V D.-fractie, de C.D.A.-frac- tie en door mij Wat ligt er thans op tafel? Het college heeft het eerste advies overgenomen zonder dat het daarbij op wat voor wijze dan ook met argumenten aangeeft waarom het tweede en derde advies worden afgewezen. Ik betreur dat en ik vind die handelwijze van het college in hoge mate onzorgvuldig. Het getuigt van grote onzorgvuldig heid dat het college de andere adviezen - zij werden door een belangrijk deel van de raad gedragen - zonder enige argumentatie naast zich neerlegt. Waarom heeft het college aldus gehandeld? Enige weken geleden was het college mijns inziens een heel andere richting in geslagen, nl. in de richting van het tweede advies. Als een haas heeft het college die richting echter verlaten om weer de richting van het eerste advies in te gaan. Dat gebeurt zonder dat ook maar enig argument wordt aangedragen. Dat vind ik geen wijze van beleid voeren. Kan het college argumenten aanvoeren voor zijn keuze voor het eerste advies? Waarom is argumentatie ach terwege gebleven? Het antwoord op beide vragen is voor mijn definitieve standpuntbepaling ten aanzien van dit collegevoorstel van groot belang. In het voorstel wordt opgemerkt: „De voorzitter deelt mee dat het college voorshands in meerderheid bij het oude voorstel blijft". Nu plotseling - zonder dat de raad diets wordt ge maakt wat daarvan de oorzaak is - blijkt er van una nimiteit in het college sprake te zijn. Voor die stand puntwijziging moeten naar ik meen toch argumen ten kunnen worden aangedragen. Wanneer dat niet het geval is, zal er kennelijk geen sprake zijn van una nimiteit. Ik vind de door mij gestelde vragen erg belangrijk. Deze vragen hebben weliswaar niet zozeer te maken met de inhoud van het collegevoorstel, maar wel met het gevoerde beleid en de wijze van behandeling van dit voorstel. Wat gaat er gebeuren met die 5000 bezwaarschriften wanneer het voorstel van het college wordt aangeno men? Ook over dat punt dient duidelijkheid te be staan alvorens - in welke zin dan ook - een beslissing wordt genomen. Daarop hebben de bezwaarden recht en het college dient dan ook een voorstel over de verdere afhande ling van die bezwaarschriften te doen. Ik meen een aantal niet onbelangrijke vragen op ta fel te hebben gelegd. Naar aanleiding van het antwoord op die vragen zal ik tot een definitieve standpuntbepa ling komen. Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb beluisterd dat de raad - op één lid na - akkoord gaat met het collegevoorstel om het Centrumplan niet vast te stellen. Dat betekent dat er akkoord wordt gegaan met het niet vaststellen van iets; ik hoop dat de raad mettertijd - ik hoop dat deze periode niet te lang zal zijn - in even groten getale akkoord zal gaan met het wel vaststellen van iets, want dat laatste zal ongetwij feld de follow-up moeten zijn van al hetgeen wij in het verleden hebben gedaan en vanavond nog moeten doen. Mevrouw Greefhorst heeft medegedeeld, dat de le den van haar fractie - de één wat meer van harte en de ander wat minder - akkoord gaan met het voorstel het Centrumplan niet vast te stellen Terecht heeft zij daarbij aangetekend, dat met name de winkeliers niet mogen worden vergeten bij al hetgeen hierna gaat ge beuren. Wij zijn er natuurlijk niet met het iets niet vaststellen. Hetgeen nu gebeurt is nog maar het begin - eigenlijk een zeer pover begin - van geweldig grote din gen die, indien de raad dat wil, binnenkort zullen moeten worden aangevat.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 258