De heer VISSER: Ik blijf bij het onderwerp, maar ik
vind dat raadsleden niet zulke woorden in de mond
moeten nemen als mevrouw Korthuis heeft gedaan,
want dat vind ik onjuist.
De heer EBBERS: U neemt ook wel eens bepaalde
woorden in uw mond!
De heer VISSER: Ik verzoek u de raad te vragen of
deze na deze discussie de behoefte gevoelt om de ver
gadering even te schorsen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Eigenlijk
heb ik de neiging om tegen het collegevoorstel te
stemmen, maar ik begrijp dat mijn stem dan niet
meer waarde heeft dan een proteststem. Ik begrijp
dat er op dit moment geen andere keuze is dan mee
gaan met het collegevoorstel, maar ik moet opmerken,
dat ik de wijze van voorbereiding door het college in
hoge mate onzorgvuldig vind.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil
toch nog even proberen de heer Goote tot andere ge
dachten te brengen. In de commissie voor ruimtelijke
ordening is uitgebreid gesproken over de procedure
en over de nadere voorstellen. De raad wordt thans ge
confronteerd met een unanieme opstelling van het
college, hetgeen betekent, dat ik volledig kan instem
men met het niet vaststellen van het Centrumplan.
Mijn nadere standpunt is een gevolg van de vervolg-
discussie in de commissie voor ruimtelijke ordening en
hetgeen de raad in het volgende voorstel wordt voor
gesteld. In verband met het volgende voorstel heeft
het college gezegd geen halszaak te willen maken van
de vraag of het Centrumplan al dan niet meeloopt. Wij
beseffen dat, wanneer de raad tot een besluit wil ko
men over alle mogelijkheden, ook het Centrumplan
(of bepaalde elementen uit dat plan) een mogelijk
heid kunnen zijn. Het college begrijpt heel goed dat
het zonder samenwerking met de raad tot weinig in
staat is. Het gaat om een belangrijke aangelegenheid
en daarom laat ik de samenwerking met de raad zeer
zwaar wegen. Vandaar dat ik er persoonlijk geen be
zwaar tegen heb om het voorstel tot het niet vaststel
len van het Centrumplan te steunen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Procedurevoorstel om een aantal algemene gemeente
lijke knelpunten op te lossen.
Daarbij een brief van burgemeester en wethouders
d.d. 9 november 1978 met betrekking tot de opmer
kingen hierover in de commissies gemaakt.
De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Wij moe
ten verder, ook in deze raad. De noodzaak om bepaalde
beslissingen te nemen wordt steeds dringender. Daar
om wil ik beginnen met het uitspreken van een woord
van waardering voor het onderhavige voorstel. Uit dit
voorstel blijkt immers dat het college zich nauwgezet
heeft beraden over de weg die zal moeten worden ge
volgd. Het feit dat ik straks enige kritische kanttekenin
gen bij dit voorstel zal plaatsen, doet hieraan niet af.
Staande blijft dat er sprake is van een nieuwe aanpak
van het college van de problemen waarvoor wij staan.
Dat is een verheugend feit. Dat wil ik uitdrukkelijk
vooropstellen, te meer, daar ik uit dit voorstel mag
proeven, dat er wordt uitgegaan van een goede samen
werking tussen het college, de raad en de belangheb
benden.
Gelet op de grote belangen die in het geding zijn, me
nen wij dat het gewenst is om zoveel mogelijk spoed
te betrachten. Ook daarin verschillen wij overigens
niet van mening met het college. In het voorstel van
het college (agendapunt nummer 134 van 17 augustus
jl.) stond deze zin letterlijk. Met het oog daarop heb
ben wij ons beraden over de toch wel wat lange tijds
duur van de voorgestelde procedure. Wij hebben in de
commissie voor ruimtelijke ordening voorgesteld de
tijdsduur van de procedure te bekorten door fase I
te laten vervallen. Overigens constateer ik - met een
wat welwillende uitleg van de brief van 9 november
jl. van het college -, dat het college tegen het verval
len van fase I geen overwegende bezwaren heeft.
Graag zien wij derhalve dat het procedurevoorstel in
die zin wordt gewijzigd, dat fase I vervalt conform het
voorstel van de commissie voor ruimtelijke ordening
en de commissie voor voorlichting en inspraak.
In de raadsvergadering van 5 september jl. heeft de
fractievoorzitter van onze fractie mededeling gedaan
van het beleidsplan voor de komende vier jaar, zoals
dat was overeengekomen met de vertegenwoordigers
van alle fracties in deze raad. In dit plan wordt bena
drukt dat er korte-termijnoplossingen moeten worden
gevonden voor onder andere een nieuw gemeentehuis
en een nieuw politiebureau. Tijdens die raadsvergade
ring heeft mevrouw Greefhorst - onze fractievoorzitter -
onder meer gezegd:
„Een nieuw raadhuis en een nieuw politiebureau zijn
naar onze mening dringend noodzakelijk".
Ik meen dat over de noodzaak van genoemde gebou
wen tussen het college en ons geen verschil van me
ning bestaat. In de lijst van investeringen, zoals die
door het college is overgelegd bij de ontwerp-begro-
ting 1979, staan deze twee objecten als nummer 1 en
2 vermeld. Wij menen dat beide voorzieningen moe
ten worden losgekoppeld van de andere vraagstukken
die in het onderhavige voorstel worden genoemd. Wij
verzoeken het college aan de raad op korte termijn te
overleggen een aantal mogelijke plaatsbepalingen voor
het gemeentehuis en het politiebureau. De te overleg
gen stukken dienen te worden voorzien van een ana
lyse van de voor- en nadelen van de mogelijkheden,
waarna vervolgens de inspraakprocedure - volgens onze
eigen inspraaknota, dus ook met het informeren van
alle belanghebbenden - zal plaats hebben.
Het verdient aanbeveling om met betrekking tot het
verkeerscirculatieplan, het winkelapparaat, het over
dekte zwembad en de sporthal een aantal analyses
van de voor- en nadelen aan de bevolking voor te leg
gen, zoals bedoeld in fase II van het onderhavige
voorstel, maar zonder toevoeging van enigerlei aanbe
veling.
Wij zouden in fase II de mening van alle belangen
groepen - waaronder ook de winkeliers - eerder tot
hun recht willen laten komen. Daarom menen wij dat
wij de belangengroepen niet moeten laten wachten
met hun inspreken op de resultaten van de aselecte
steekproef; Iaat die belangengroepen gelijk op mee
doen.
Wij zouden graag zien dat het college ons toezegt dat
de desbetreffende raadscommissie omtrent de proces
gang in de voorbereiding tot de oplossing van de knel
punten (zowel de eerstgenoemde knelpunten als de
laatstgenoemde knelpunten) regelmatig zullen worden
geïnformeerd. In elk geval wil ik graag de toezegging
hebben dat met de desbetreffende raadscommissies
overleg zal worden gepleegd over: