ook bij de voorbereiding van die begroting kan wor
den betrokken. Het is onzes inziens daarom noodzake
lijk dat het beleidsplan in april door de raad wordt be
handeld. Het plan dient dan begin maart voor de raad
beschikbaar te zijn.
Wat de verhouding tussen het beleidsplan en de voor
liggende begroting betreft, merken wij op dat bepaal
de investeringen al vooruitlopen op beslissingen die
pas goed afgewogen kunnen worden in het kader van
het beleidsplan. Ik kom hierop nog terug en wil nu
eerst enkele opmerkingen van algemeen-financiële
aard maken.
De financiële situatie van de gemeente geeft meer zor
gen dan in voorgaande jaren. De druk van Bestek '81
ligt zwaar op de gemeentelijke begroting. Het is natuur
lijk duidelijk dat er in Nederland bezuinigd moet wor
den. Het is dit VVD/CD A-kabinet dat vooral bezuinigt
op overheidsuitgaven, anders dan in de voorstellen van
de oppositie die in de eerste plaats de particuliere be
stedingen wilde beperken. Wij zitten echter nu eenmaal
met dit kabinet, dat de bezuinigingen zoekt in het
verminderen van de voorzieningen voor de burgers. Er
doet zich tegelijkertijd een bijzondere ontwikkeling
voor. Het lijkt erop dat dit kabinet de bestuurlijke de
centralisatie gebruikt om op die manier de gemeenten
de Zwarte Piet toe te spelen. Daardoor ontkomt de
centrale overheid eraan de mensen die zij te kort gaat
doen onder ogen te hoeven komen.
Het beeld dat het college schetst in de nota van aan
bieding, is het beeld dat Soest bijna aan het einde van
zijn financiële mogelijkheden is gekomen. De voorlig
gende begroting is een typische status-quo-begroting,
behalve voor een aantal voorgenomen investeringen.
Wanneer het toekomstige beleidsplan enige reële kans
van slagen wil hebben, staan wij nu voor de taak om in
deze begroting al ruimte te scheppen. Hiervoor staan
de volgende mogelijkheden open:
- Wij zouden allereerst met de stofkam door de huidi
ge uitgaven kunnen gaan ten einde besparingen aan te
brengen, het zogenaamde dorre hout te kappen. Wij
verzoeken het college een overzicht op te stellen van
besparingsmogelijkheden binnen de huidige uitgaven.
Een en ander kan dan zijn plaats krijgen in een meer
jarenbegroting, waarop wij nog nader zullen ingaan.
- Een andere mogelijkheid is verhoging van lasten. On
ze eerste prioriteit daarbij is de onroerend-goedbelas-
ting. Wanneer deze geen ruimte meer zou bieden, zul
len wij naar andere vormen moeten uitzien. Nagegaan
zal moeten worden of het mogelijk is het draagkrach
tenbeginsel in de heffing van de reinigingsrechten
voldoende te laten doorwerken. Voorts ligt het niveau
van deze retributie in Soest lager dan in vele gemeen
ten in de omgeving.
Er wordt gemakkelijk gezegd dat nu de tering naar de
nering moet worden gezet, maar het is natuurlijk wel
kortzichtig om dat alleen maar binnen één kalender
jaar te bezien. Dan kan een tijdelijke tegenvaller tot
filosofie worden verheven. Wij menen dat de nood
zaak van bezuiniging alleen beoordeeld kan worden als
er twee zaken, gebeuren, nl.:
- Er dient een meerjarenexploitatiebegroting te komen.
De huidige begroting is slechts een momentopname.
Het ontbreekt ons aan inzicht hoe maatregelen die wij
nu nemen en investeringen die worden gedaan in
1980 en volgende jaren, uitwerken. Een meerjarenbe
groting is daarom onontbeerlijk. Voor de begroting
van 1980 is het een absolute voorwaarde dat de door
ons eerdergenoemde punten, te weten het kappen van
dor hout en de herziening van de lasten, worden be
zien.
- Voorts zal meer aandacht moeten worden besteed
aan de prioriteitsbepaling tussen de verschillende wen
sen die naar voren komen. In een eerder stadium dan
nu het geval is, zal voorafgaande aan de begrotings
behandeling een discussie met het college dienen
plaats te vinden over de prioriteiten van de begroting.
Dit kan bijvoorbeeld door in de concept-fase van de
begroting - gedurende de zomer - prioriteiten te be
spreken in de commissie financiën en de commissie
algemene bestuurszaken. De raad wordt onzes inziens
dan eerder en zinvoller in het proces van prioriteitsbe
paling voor de begroting betrokken. Graag vernemen
wij hierover de opvattingen van het college. Voor
1979, waarbij dus de begroting van 1980 wordt be
sproken, zou de voorbespreking gecombineerd kun
nen worden met de behandeling van het beleidsplan.
Het aanvankelijke tekort op de begroting was aan
zienlijk, te weten f. 1,9 miljoen. Het was ook hoger
dan in 1978, toen het f. 600.000,-- was. De vraag
doet zich voor of niet van te hoge percentages voor
prijs- en loonstijgingen is uitgegaan. De loonstijging is
op 8% gesteld, terwijl de prijsstijging op 4 a 5% is ge
steld. De macro-economische verkenningen gaan ech
ter uit van aanzienlijk lagere percentages, te weten een
prijsstijging van 4 a 414% en een loonstijging van 5,6%.
De stijging van de gemeentelijke uitgaven bedraagt
10,4%. In het antwoord op vraag 32 geeft het college
slechts een verklaring voor 2,4%. Er resteert dus nog
8% te verklaren. Daarbij moet men bedenken dat de re
kening telkenjare gunstiger uitvalt dan de begroting.
Gezien het voorgaande doet zich dan ook de vraag
voor of wij op dit moment burgers toch niet node
loos met belastingverhogingen van 5% voor de onroe-
rend-goedbelasting en 8,33% voor de reinigingsrechten
opzadelen. Ook op dit punt nemen wij graag kennis
van de opvattingen van het college.
Wat de onroerend-goedbelasting betreft, betreuren wij
het dat wij nu niet tot de vaststelling van het tarief
kunnen overgaan. De verhoging van een en ander
vindt overigens haar oorzaak in het niet functioneren
van het IAM. Wat dat betreft zijn wij blij dat de
Soester vertegenwoordiger in het algemeen bestuur
van het IAM de kat de bel heeft aangebonden. De
vraag naar een eventuele afbouw van het IAM is on
zes inziens terecht gesteld.
Wij weten dat er wellicht forse verhogingen voor som
mige belastingplichtigen voor de onroerend-goedbe
lasting zullen plaatsvinden. Het gevaar bestaat dat de
mensen veel te laat de hoogte van hun aanslag ken
nen, hetgeen betekent dat zij soms in een bestek van
enkele maanden een aanzienlijk bedrag op tafel moe
ten leggen. Het moet zo zijn dat de mensen in het
voorjaar worden geïnformeerd over de hoogte van de
aanslag. Wil het college bevorderen dat dit ook ge
beurt?
Wij komen nu bij de voorgestelde investeringen. Vraag
tekens zetten wij bij de volgende:
- fietsroute over de Eng;
- reconstructie gedeelte binnen Soest van de Soester-
bergsestraat;
- idem Gallenkamp Pelsweg-Eikenlaan;
- aula begraafplaats.
Deze investeringen hebben een jaarlast van ongeveer
f. 140.000,-. In het licht van het toekomstige beleids-