zo zinvol om met het oog daarop de stijging van de
onroerend-goedbelasting minder te laten zijn, omdat
er dan over enkele jaren toch weer een schokeffect
optreedt.
Ik kom nog even terug op de opmerking van mevrouw
Greefhorst over het eventueel doen van een extra be
roep op de saldireserves. Als zij haar hand in het vuur
ervoor kan steken dat dit alleen maar een „lenen" zal
zijn om voor één jaar te hoog geraamde uitgaven of te
laag geraamde inkomsten glad te strijken, zou ik daar
mee wel akkoord kunnen gaan. Ik meen echter niet
dat deze rek erin zit en ik ben dan ook bang dat op die
manier een deel van de saldireserves in de begroting
gaat zitten. Dat vereist dan weer een ander soort afwe
ging tussen het eventueel gebruiken van de saldireser
ves of het toch zodanig verhogen van de onroerend-
goedbelasting dat men rond komt. Overigens kunnen
wij hierop nader terugkomen bij de behandeling van
het desbetreffende hoofdstuk.
Mevrou w Korthuis heeft gezegd meer te hebben ver
wacht in de aanbiedingsbrief. Daarbij heeft zij ook en
kele zaken genoemd. Wat dat betreft is zij toch aardig
bediend, want zij heeft een uiteenzetting over het
huisvuilprobleem gekregen bij de beantwoording van
de vragen. Voorts noemde zij als voorbeeld het woon
wagenkamp. Daarbij zitten wij in een zodanig indrin
gende discussie dat het ons niet nuttig leek om hier
over het nodige te zeggen in de aanbiedingsbrief.
Ook is mevrouw Korthuis tot nu toe niet zo tevreden
met de behandeling van de begroting in de commissies,
maar wij zullen dit nader gaan evalueren in de komen
de tijd.
Tenslotte is nog door haar de vraag gesteld of er niet
iets te bezuinigen valt op de personeelskosten. In de
begroting is rekening gehouden met een uitbreiding
met drie personeelsleden. De kosten daarvan zijn voor
een heel jaar gepland, zodat daarop inderdaad iets te
bezuinigen is. Het gaat echter in de begroting om een
totaalraming voor personeelslasten en wij achten het
niet juist dat de raad daarin zou gaan millimeteren,
om het zo uit te drukken.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Neen, ik heb alleen
gesteld dat de raming nogal royaal is.
De VOORZITTER: Sinds het opstellen van de begro
ting is er alweer een nieuwe persoon op het tapijt ge
komen waarmee in de begroting nog geen rekening
kon worden gehouden. De chef van de afdeling wel
zijnszaken die tegelijkertijd waarnemend directeur
van de sociale dienst was, heeft nu nl. gekozen voor
het directeurschap van de sociale dienst, zodat er een
nieuwe chef van de afdeling welzijnszaken moet ko
men. Ik meen dan ook dat er op deze post voor perso
neelslasten niet kan worden bezuinigd.
Mevrouw Korthuis heeft ook onze visie op de riool
retributie gevraagd. Wij hebben dit nagegaan en menen
dat het heffen van deze retributie van de eigenaren
niet billijk zou zijn. Deze retributie zou derhalve moe
ten worden geheven van de gebruikers. Van hen hef
fen wij echter al reinigingsrechten, zodat het dan be
ter is om te komen tot een verhoging van die reini
gingsrechten. Op dit moment zien wij deze heffing
van rioolretributie nog niet „zitten". Wij zullen dit in
het oog blijven houden, hoewel het wel zou betekenen
dat hierdoor de gebruikers weer extra zouden worden
belast, terwijl men liever de eigenaren hiervoor zou be
lasten.
Mevrouw Greefhorst heeft erop gewezen dat 71 projec
ten worden genoemd die wij in het algemeen graag ge
realiseerd zouden zien, terwijl het college daar 18 pro
jecten uitgekozen heeft. Volgens haar is deze priori
teitstelling onvoldoende gemotiveerd. Ik had het ple
zierig gevonden als dit expliciet was gesteld in de com
missie financiën, want dan had men allerlei gegevens
op schrift hierover kunnen krijgen. In de commissie
financiën is het wel even ter sprake geweest, maar er
is verder vrij vlug overheen gelopen, zodat ik meende
te mogen aannemen dat het iedereen duidelijk was
waarom het college tot deze prioriteitstelling was ge
komen. Er liggen duidelijke redenen aan deze priori
teitstelling ten grondslag en het is mogelijk om die uit
een te zetten. Wellicht is het echter beter om dit te
doen als de desbetreffende hoofdstukken waar de ge
noemde projecten onder vallen, aan de orde zijn.
Mevrouw Greefhorst heeft gezegd liever met een dis
cussie hierover te wachten tot het beleidsplan is ver
schenen, in het voorjaar, maar enkele zaken komen
toch al eerder aan de orde, bijvoorbeeld al a.s. woens
dag bij de „gewone agenda" na afloop van de begro
tingsvergadering, nl. de kwestie van de Soesterbergse-
straat. Daarbij kan de heer Hoekstra een waterdicht
betoog houden, waarbij ik ook nog opmerk dat wij
voor het deel buiten de bebouwde kom een subsidie
krijgen van 75% van de provincie. Zolang die subsidie
nog niet binnen is - en die krijgen wij pas als wij met
het werk zelf beginnen - lijkt het mij nogal griezelig
om te laten merken dat wij precies bij de grens van
de bebouwde kom zouden willen ophouden. De heer
Hoekstra zal hierop echter zeker nog nader ingaan.
Daarnaast hopen wij dat de raad toch ook nog enkele
andere projecten nu al zal willen aanvaarden. Zo heeft
mevrouw Korthuis aan het eind van haar betoog zich
afgevraagd hoe lang de gemeentelijke medewerkers het
nog zullen kunnen opbrengen met grote inzet in hun
benarde huisvesting te werken. Het college vraagt zich
dit ook af en maakt zich ernstige zorgen op dit punt,
met name over de mate van productiviteit, hoezeer de
medewerkers zich ook inzetten. Men zit nu bovenop
elkaar aan bureaus en als de ene medewerker moet
telefoneren, wordt de ander daarmee veel te sterk ge
confronteerd. Het lijkt mij van het uiterste belang dat
wij zo snel mogelijk nog wat extra ruimte scheppen
voor onze ambtelijke medewerkers. Dat zullen dan -
hoezeer wij dat ook afwijzen - toch wel weer nood
voorzieningen moeten zijn. Ik denk niet dat ik in
mijn ambtsperiode als burgemeester nog op het bordes
van een nieuw gemeentehuis zal staan. Ook al zouden
wij vandaag met de plannen hiervoor beginnen, wij zul
len toch zeker wel vier jaar verder zijn voordat er hier
een nieuw gemeentehuis staat.
Mevrouw Van Gelder heeft zich afgevraagd of niet van
te hoge percentages voor prijs- en loonstijging is uitge
gaan in de begroting, waarbij zij erop heeft gewezen
dat de loonstijging op 8% is gesteld. Ik wijs er mijner
zijds op dat dit alleen betrekking heeft op de salarissen
van het personeel van gemeentewerken, het gasbedrijf,
de sportstichting en de stichting zwembaden. Deze sa
larissen kunnen worden doorberekend in tarieven,
prijzen e.d. Bovendien hebben wij als tegenpost hier
voor weer een verhoging van de algemene uitkering uit
het Gemeentefonds geraamd. Stellen wij de salarisstij
ging lager, dan wordt ook de compensatie-uitkering
lager, zodat een en ander budgettair geen invloed heeft,
behoudens dan misschien de mogelijkheid dat wij over-
of ondergecompenseerd worden uit het Gemeentefonds,
waarover op dit ogenblik echter geen zekerheid bestaat.
80