Mevrouw Van Gelder heeft ook erop gewezen dat de
stijging van de gemeentelijke uitgaven in totaal 10,4%
bedraagt, terwijl in het antwoord op vraag 32 door het
college slechts een verklaring voor 2,4% is gegeven, zo
dat er nog resteert 8% te verklaren. Daar ligt mijns in
ziens een misverstand. Het percentage van 2,4 heeft be
trekking op dat deel van de stijging van het uitgavenni
veau dat het gevolg is van de doorwerking van in het
verleden genomen belangrijke beslissingen. Daarbij
gaat het om de hockeyvelden die wat meer gekost heb
ben, om de muziekschool, de bibliotheek en nog enke
le zaken. Deze tegenvallers komen uit op 2,4% en
daarop had onzes inziens vraag 32 betrekking. De res
terende 8% bestaat uit de prijsstijging ten opzichte van
1978 en de uitbreiding van andere activiteiten die
door de hele begroting heen zitten.
Daarnaast heeft mevrouw Van Gelder zich afgevraagd
of wij de burgers niet nodeloos met belastingverho
gingen confronteren, nl. 5% bij de onroerend-goedbelas-
ting en 8,33% bij de reinigingsrechten. De 5% verho
ging bij de onroerend-goedbelasting geldt ten opzichte
van het niveau van de oude belastingen die nu gaan
vervallen. Ik wijs hierop, omdat ik het gevoel heb dat
een aantal uwer hierbij veel hogere bedragen op het
oog heeft dan in werkelijkheid het geval is. Op de
8,33% verhoging van de reinigingsrechten zal de heer
Hoekstra nog wel nader ingaan. Het is wel grappig te
moeten constateren dat hier een tegenstelling ligt met
het betoog van mevrouw Korthuis dat de mensen
eigenlijk meer betalen moeten voor de diensten die
bewezen worden, zodat het dekkingspercentage van
de reinigingsrechten eigenlijk moet worden verhoogd.
Wanneer men onze reinigingsrechten vergelijkt met
die van gemeenten in de omgeving, zitten wij echt nog
aan de zuinige kant, verhoudingsgewijs gezien dus.
Bovendien is onze service van de reinigingsdienst ze
ker goed te noemen, terwijl wij echt ook het vrij la
ge dekkingspercentage in acht moeten nemen. Ik
meen dan ook dat wij op dit punt weinig anders kun
nen doen dan de voorgestelde verhoging aanvaarden,
hoe jammer dat op zichzelf ook is.
De heer Jonker heeft tegenover het percentage van 3%
voor tariefsverhogingen - het maximale percentage
waarbij men geen problemen krijgt met de ministeries
van economische zaken en binnenlandse zaken - op
nieuw het percentage van 2% uit de miljoenennota ge
plaatst. Ja, wij kunnen daar weer andere cijfers tegen
over stellen. De macro-economische verkenningen
gaan nl. uit van 4 a 414%, hetgeen ook in 1977 het ge
val was. De miljoenennota is voor ons ook te laat ge
komen, want deze verschijnt steeds in september, ter
wijl de macro-economische verkenningen meestal juist
iets eerder verschijnen. Wij hebben ons dan ook maar
gehouden aan de 314%, waarbij er geen problemen ont
staan bij de ministeries. De verschillende tariefsverho
gingen - behalve de verhoging van de leges die wat la
ter komt - zijn dan ook inmiddels allemaal goedgekeurd
door de ministeries.
De heer Jonker heeft vervolgens een wat moeilijke op
merking gemaakt, nl. dat het ernaar uitziet bij de on
roerend-goedbelasting dat de verhoging ten opzichte
van 1978 inderdaad niet meet dan circa 214% zal be
dragen. Bedoelt hij daarmee de totale verhoging van de
belasting? Hij spreekt daarbij ook over de financiële ge
volgen van de vertraagde inning en dat is eigenlijk wat
te moeilijk voor mij.
De heer JONKER: Dat begrijp ik, mevrouw de voorzit
ter. Ik zal het dan ook nader uitleggen. Het maakt nog
al wat uit of men geld binnenkrijgt in het voorjaar,
dan wel in het najaar. Er is sprake van renteverlies als
het geld pas in het najaar binnenkomt. Dat zou op
zichzelf bijzonder vervelend zijn voor de gemeente,
ware het niet dat het IAM heeft gezegd de gemeente
niet het slachtoffer te zullen laten worden van de ver
traagde inning.
De VOORZITTER: Ik wijs erop dat de inning van de
onroerend-goedbelasting plaats vindt door het rijk.
Ook al zou de raad vandaag de hoogte van de onroerend-
goedbelasting vaststellen, dan nog zouden de aanslag
biljetten waarschijnlijk pas in september a.s. uitgaan.
De heer JONKER: Ik heb hierover een brief gezien van
14 december jl., gaande over de vaststelling van het de
finitieve tarief voor de onroerend-goedbelasting in
1979. Onderaan de eerste bladzijde staat het volgende:
„De gemeente heeft nog tot 1 april 1979 de gelegen
heid het tarief vast te stellen. De uitkering van de op
brengsten van de belasting aan de gemeente vindt dan
op de normale tijdstippen plaats, zodat uit dien hoofde
geen schade of renteverlies ontstaat."
Ik heb dit zo geinterpreteerd dat de instelling die de
automatisering van een en ander dient te verzorgen,
van de vertraging die is ontstaan de gemeente niet het
slachtoffer laat worden. Misschien heb ik dat verkeerd
begrepen, maar het is verder niet zo belangrijk, want
het gaat mij vooral om de verhoging en de inning ten
opzichte van de Soester burgers. Zij betalen normali
ter in het voorjaar hun aanslagen rioolbelasting, straat
belasting enz.; in 1979 zullen zij echter pas in het na
jaar hun aanslag onroerend-goedbelasting behoeven te
voldoen. Dat betekent dan een halfjaar rentewinst
voor de burger, of een halfjaar minder renteverlies;
de burger zal dus enige procenten besparen. Als men
dat uitrekent, is de conclusie dat er voor de burger
slechts in werkelijkheid sprake is van een verhoging
van 2/4%. Deze reddingsplank wil ik het college graag
toesteken.
De VOORZITTER: Ja, ik heb toch het gevoel dat de
Soester burger het niet zó zal aanvoelen. Ik had toch
graag gezien dat de raad deze week het tarief had
kunnen vaststellen, opdat wij in januari of februari al
de nodige voorlichting aan de Soester burgers hadden
kunnen verstrekken. De aanslagbiljetten gaan nu pas
in het derde kwartaal uit en ik vrees dat de berekening
van de heer Jonker de Soester burgers niet zo zal
aanspreken. Ik ben dan ook toch bang dat deze hele
affaire een geweldig schokeffect teweeg zal brengen,
hetgeen in veel andere gemeenten ook het geval is ge
weest.
Dames en heren! In het begin van mijn betoog heb ik
gezegd dat de grote meerderheid van de fractievoorzit
ters een zeer constructieve bijdrage heeft geleverd. De
politieke beschouwingen van de kant van Progressief
Soest zijn echter zoals wij gewend zijn. De verpakking
lijkt soms nog wel aardig - hoewel het vanavond ook
weer niet zó aardig was - maar de inhoud stelt erg wei
nig voor. Algemene beschouwingen kan men dit dan
ook niet noemen. Er zijn een aantal ongenuanceerde
opmerkingen gemaakt, onbewezen stellingen gepo
neerd, onterechte verwijten gemaakt en kreten ge
slaakt. Het beleid van het college wordt uitsluitend ne
gatief benaderd; geen enkele opbouwende opmerking
is geplaatst, in tegenstelling tot de algemene beschou
wingen van de kant van de andere politieke partijen.
Het college doet alles verkeerd Het heeft geen beleids
visie, terwijl het besturen van een gemeente toch zo
81