meen wordt deze structuur door de sport zelf wél ge zien als een goede overlegstructuur. Wij hebben hier over ook gesproken met de sportwereld en deze heeft zeker niet geëist dat er een andere structuur zou ko men. Natuurlijk kan hierover nog eens nader overleg worden gepleegd, maar het overleg over sportzaken kan nu uitstekend plaatsvinden binnen de huidige structuur. Daarbij moet men bij het woord „uitstekend" niet denken dat ook alle wensen vervuld kunnen wor den, maar het neemt niet weg dat de toon van de ge sprekken duidelijk aangeeft dat men begrip heeft voor de wederzijdse standpunten. Daarbij heb ik niet het oog op hetgeen de eenling wel eens zegt; zoiets mogen wij immers nooit tot algemene mening verheffen. Dat wil overigens helemaal niet zeggen dat wij sport niet als een welzijnsvoorziening zouden zien, zoals wel eens wordt gesuggereerd. Integendeel is de sport langzamerhand bijna welzijnsvoorziening nummer één geworden; daarover moet geen misverstand bestaan. Dat sport in ieder geval voor zeer veel mensen een zeer belangrijke welzijnsvoorziening is, blijkt wel uit het enorme aantal sporters. Ik zou nog een aantal opmerkingen kunnen maken, maar u, mevrouw de voorzitter, hebt ons gisteren aan gemaand om kort te zijn en ons aan de hoofdlijnen te houden. Ik meen dat ik dit nu heb gedaan. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw de voorzitter! Ik moet eerst zeggen dat wij hier zeker niet zitten om alleen leuke dingen te zeggen. Lezing van de notulen van de laatste begrotingsbehandelingen leert dat wij al jaren bezig zijn om het totstandkomen van sportaccommodaties te bepleiten. Ik heb in eerste termijn niet gezegd dat er toezeggingen zijn gedaan. Wel heb ik gesteld dat er in ieder geval ver wachtingen zijn gewekt. In 1964 werd het honkbal als gast op de terreinen van SEC ondergebracht, waarbij werd gezegd dat dit voor zo'n twee a vijfjaar het geval zou moeten zijn. Daarna is men moeten verhuizen naar de velden van S.O. Soest, wederom als gast. In dat geval zijn er toch zeker wel verwachtingen gewekt. Over de atletiekzaak is er al sinds 1968 correspondentie ge weest. Indertijd is zelfs gevraagd of men tot oprichting van de atletiekvereniging zou kunnen overgaan en de sportstichting bereid was om mee te helpen bij de aan leg van een atletiekaccommodatie. Ook daar zijn er duidelijk verwachtingen gewekt. Wij blijven vasthouden aan de stelling dat de priori teitstelling pas moet geschieden bij de behandeling van het beleidsplan. Het hier en daar wat rommelen aan de nu overgelegde lijsten met prioriteiten vinden wij nu niet verantwoord. Als wij dan na het beleidsplan alles op een rijtje hebben gezet, zal onzes inziens het bes te gefaseerd kunnen worden gewerkt. Ik denk daarbij natuurlijk niet aan een halve atletiekbaan, zoals één van de collegeleden wel eens heeft opgemerkt, want er zijn ook nog andere mogelijkheden om tot een ge faseerde aanleg te komen. Ik ben blij met de ontwikkelingen ten aanzien van Soesterberg. Wel hoop ik dat in de onderhandelingen zal kunnen worden vastgelegd dat de prijzen die de veienigingen zullen moeten gaan betalen, sociale prij zen zullen zijn en geen particuliere prijzen. In het laatste geval hebben de Soesterbergse verenigingen er nl. nog niet zoveel aan. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp uit de woorden van de sprekers tot nu toe dat de raad niet de unieke kans zal aangrijpen om de Zwarte Piet weer terug te spelen naar het college en naar oplos singen te zoeken om alsnog tegemoet te komen aan de verwachtingen die zijn gewekt bij de sportwereld. Mevrouw KORTHUIS-ELION: U bent dan misschien wél bereid om een flink bedrag ter beschikking te stel len en daarvoor de belasting ook flink op te schroeven? De heer VISSER: Nu, belasting opschroeven Wij zouden ook nog eens naar de lijst van nieuwe investe ringen kunnen kijken. Gisteren is al door een aantal sprekers genoemd dat daar best wat zaken van kunnen worden geschrapt. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik vraag u nu wat er van vindt. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Ik heb ook nog gevraagd welke dekking u dan wilt vinden. De heer VISSER: Wij willen best een aantal zaken schrappen en daarvoor in de plaats de atletiekbaan realiseren. Daarbij kunnen wij ook nog denken aan een grotere aanslag op de saldireserves. Wij denken natuur lijk helemaal niet aan belastingverhoging. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Interen dus! De heer VISSER: Ja, waarom niet? Dat kan gemakke lijk in deze rijke gemeente. Ik heb nog een vraag over de brief van 27 november jl. van de sportstichting aan het college. Daarin wordt nl. medegedeeld dat de deelnemersvergadering van 21 november 1978 weliswaar de begroting heeft vast gesteld - dat moet de deelnemersvergadering doen vol gens de statuten - maar met de aantekening dat alsnog de lasten worden opgenomen van de al eerder geplan de investering van f. 1,1 miljoen, conform het gestelde in de door het college voorgestelde en door de raad aanvaarde nota aanleg sportvoorzieningen. Ik begrijp hieruit dat de deelnemersvergadering de begroting al leen maar heeft vastgesteld als wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Hoe gaat dit nu verder? Als de sportstichting de begroting niet wil vaststellen, wat gebeurt er dan? De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Uit de in leiding van de wethouder proefde ik toch wel een nogal passieve benadering, in de zin van ,,U vraagt en wij draaien". Echter, in mijn visie is het college er ook om met een eigen standpunt te komen dat vervolgens wordt getoetst in de raad. Ik heb ook begrepen dat het college zich op het standpunt stelt - evenals de meerderheid van de raad doet naar ik heb begrepen - dat wij nu geen beslissingen ten aanzien van de sport moeten nemen, maar dat bij het beleidsplan moeten doen. Des te merkwaardiger is het eigenlijk dat Pro gressief Soest hiervoor niets voelt, terwijl er nog al lerlei andere wensen op het gebied van onderwijsvoor zieningen, de schoolbioloog enz. op tafel komen; vol gens Progressief Soest zouden wij desondanks toch nu al atletiekbanen moeten gaan uitdelen, zonder dat daarbij de dekking wordt aangegeven. Hoe dat alle maal concreet moet gebeuren is mij nog niet duidelijk geworden uit de woorden van collega Visser. Inzake het complex Bosstraat hebben wij geen stand punt gegeven over de vraag of dit als één complex, dan wel als twee complexen moet worden gezien. Wel is in de nota aanleg sportvoorzieningen duidelijk ge steld dat het hier om twee complexen gaat, terwijl in de nota van aanbieding staat dat dit als één complex moet worden gezien (blz. 24), waarna er gesproken wordt over overleg over het gezamenlijk gebruiken van de velden. Nu spreekt de wethouder weer over een 120

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 327