wikkelingen op het kamp in Amersfoort grote zorgen hebben en min of meer eisen dat de decentralisatie van de woonwagenkampen in Eemlandverband op zo kort mogelijke termijn haar beslag krijgt. Eén van de gevolgen hiervan is het noodkamp in Is- selt, met een sloopterrein dat er nu zal moeten komen. Het gemeentebestuur van Amersfoort heeft aan alle omwonenden, ook de Soester omwonenden, een uitno diging gestuurd voor de bijeenkomst terzake die eind november jl. is gehouden. Daar hebben twee Soester ingezetenen bezwaren aangetekend. De ene Soester be woner was bang voor brandgevaar; het gaat hier om een boerderij met een rieten dak die zeer dicht tegen het woonwagenkamp aan zou komen te liggen. De an dere Soester bewoner had problemen met de doorgang van de weg. Het gemeentebestuur van Amersfoort heeft toegezegd dat het bij de bewoners in januari a.s. zal terugkomen met een oplossing voor de problemen die tijdens deze bijeenkomst naar voren zijn gekomen. Verder is het natuurlijk een zaak van goed overleg tus sen de colleges van burgemeester en wethouders van Soest en Amersfoort om de Soester ingezetenen die bezwaar hebben aangetekend, zoveel mogelijk te steu nen, waarbij de bezwaren verder natuurlijk formeel terecht komen bij het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. Ik ben blij dat mevrouw Van Gelder het met ons eens is dat het woonwagenkamp een hoge prioriteit ver dient. De overleggroep voor de inspraakprocedure komt 4 januari a.s. weer bij elkaar en het is de bedoe ling om in januari in de verschillende commissies het probleem van het woonwagenkamp weer aan de orde te stellen. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Het uitgangspunt ten aanzien van de operatie rond de 25 woonwagens die in Soest moeten komen, lijkt mij niet juist. Ik meen dat het college de zaak van de andere kant moet benaderen door te stellen dat men een op lossing wil bieden voor 25 woonwagenbewoners, al thans voor 25 gezinnen en niet voor woonwagens. Mis schien is dat fout geformuleerd in de gemeenschappe lijke regeling, maar dergelijke regelingen liggen niet voor de eeuwigheid vast. Ik ben er nog niet van over tuigd dat alles is geprobeerd om dit mijns inziens on juiste uitgangspunt te veranderen. Een kamp met 25 woonwagens is een groot kamp; daar moeten wij zeker niet te licht over denken. Van de opmerkingen over het experiment dat is gehouden met de tien ge zinnen, ben ik helemaal niet onder de indruk. Ik meen nl. dat dit een volledig fout uitgevoerd experiment is geweest. De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Wij plei ten ervoor dat een vertegenwoordiger van de discipli ne welzijn op gelijke basis als andere vertegenwoordi gers aan het werk van de adviesgroep ruimtelijke or dening gaat deelnemen. Ik heb dit al in eerste termijn gezegd en daarbij ook een motie aangekondigd die ik aan u, mevrouw de voorzitter, zal overhandigen. De VOORZITTER: Het gaat hier om een adviesgroep aan het college van burgemeester en wethouders. U wilt nu een uitspraak van de raad hebben over de vraag wie in die adviesgroep moeten zitten? Er zijn nog veel meer werkgroepen door het college ingesteld die ook advies uitbrengen aan het college. Ik moet zeggen dat het mij bijzonder vergaand lijkt om de raad daarover een uitspraak te vragen. De heer NUIJTEN: Wij menen dat het niet te ver gaat en zullen de motie toch indienen. De VOORZITTER: Deze motie luidt als volgt: „De raad van de gemeente Soest, in vergadering bijeen op 20 december 1978, spreekt de wens uit dat het college de zogeheten ambte lijke adviesgroep die het college adviseert inzake de ruimtelijke ordeningsproblematiek, uitbreidt met een vertegenwoordiger van de discipline welzijn met gelijke inbrengmogelijkheden als de overige leden van de ad viesgroep en gaat over tot de orde van de dag." De motie is ondertekend door de heren Nuijten, Visser en mevrouw Tomassen. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENMevrouw de voorzitter! Het is duidelijk dat de laatste jaren met name een andere benadering ten aanzien van het wonen is ontstaan dan voorheen het geval was. Ook aan be paalde welzijnsaspecten zal bij het opstellen van be stemmingsplannen de nodige aandacht moeten worden gegeven. Wij zitten nu in een aantal bestemmingsplan nen bijvoorbeeld met een aantal scholen die minder gunstig zijn gesitueerd of met speelplaatsen voor kin deren die ook niet bepaald gunstig liggen in een wijk of zelfs helemaal buiten een bepaalde wijk liggen waarvoor ze zijn bedoeld. Dit soort aspecten vinden wij bij be stemmingsplannen buitengewoon belangrijk en wij zien graag dat hieraan in een vroegtijdig stadium aandacht wordt geschonken. Ik ben dan ook wel blij met de toe zegging van de wethouder op dit punt, maar ik zal het toch graag wat harder gemaakt zien. Het gaat vooral om het bekijken van dit soort aspecten in een vroegtij dig stadiumals alles al is uitgewerkt wordt het allemaal veel moeilijker om hieraan nog goed aandacht te beste den. De VOORZITTER: Ik moet wel erop wijzen dat het college niet alleen een ambtelijke adviesgroep inzake de ruimtelijke ordening heeft, maar nog allerlei andere ad vies- en werkgroepen die het college ambtelijk ter zijde staan. Aan de hand hiervan worden voorstellen door het college opgesteld die vervolgens in de raad komen, via de raadscommissies. Wij leggen ook niet zo maar com plete ontwerp-bestemmingsplannen aan de raad voor; daarover is dan al in een veel eerder stadium in com missies gesproken. De raadscommissies hebben bij die gelegenheid volop de mogelijkheid om opmerkingen te maken en suggesties te doen. Bovendien, als wij een nuttig gebruik denken te kunnen maken van de inbreng van een vertegenwoordiger van de discipline welzijn, dan zijn wij toch ook niet zo gek om die niet erbij te betrekken? Het gaat op die manier met deze motie langzamerhand op een motie van wantrouwen lijken. Mocht de motie worden aangenomen, dan kan ik al leen maar zeggen dat het college er dan over zal spre ken. Mijns inziens echter gaat de bevoogding van de raad ten opzichte van het college met deze motie veel te ver. Ik wijs er nogmaals op dat wij dergelijke ad vies- en werkgroepen ook op tal van andere terreinen hebben; nu valt alleen toevallig de aandacht op het ter rein van de ruimtelijke ordening. Het is echter vol strekt logisch dat wij die vertegenwoordigers bij het werk van dergelijke groepen betrekken die een goede inbreng kunnen leveren. Veel onderwerpen worden niet vanuit de raad aan de orde gesteld; de raad ver diept zich ook vaak in details en gaat niet op de grote lijnen in. Juist in zo'n situatie vind ik het nogal ver drietig dat nu op dit punt door middel van deze motie de aandacht wordt gevestigd. De heer EBBERS: De VVD-fractie heeft helemaal geen behoefte aan deze motie, mevrouw de voorzit ter. 138

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 345