uit de saldireserve. Wij willen toch graag een andere
werkwijze volgen. Wij behandelen nu de begroting en
menen dat wij toch op dit moment een beslissing
moeten nemen over het verhogingspercentage, alsme
de over de dekking die elders kan worden gevonden.
Dat laatste moeten wij nu zeker doen, want als wij
hierover pas in maart a.s. gaan spreken, loopt de uit
voering van de begroting al en kunnen wij alleen nog
maar besluiten om een beroep te doen op de saldire
serve. Aangezien wij al met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid weten dat wij met de tarieven van
de onroerend-goedbelasting vrijwel op het maximum
zullen komen, hetgeen voor allerlei groepen hard kan
aankomen - de heer Jonker heeft hiervan een treffend
voorbeeld genoemd - willen wij nu al zeer principieel
de beslissing nemen dat wij niet boven een verhoging
met 4% komen, of desnoods met 3%% als door ande
re fracties daarvoor wordt gepleit.
De dekking hiervoor willen wij vinden door middel
van de zogenaamde lijst A van investeringen (bladzijde
21 van de nota van aanbieding). Daar zijn vier zaken
in opgenomen die betrekking hebben op de infrastruc
tuur van de gemeente. Nu beschikken wij over een
fonds stadsuitleg dat wordt gevoed door bijdragen
van verschillende bestemmingsplannen en het is be
doeld om de infrastructuur op peil te houden of te
vergroten. Door deze investeringen naar het fonds
stadsuitleg te verschuiven, achten wij het mogelijk dat
de verhoging tot 4% beperkt blijft. In principe willen
wij geen beroep doen op de saldireserve. Nu willen wij
een beslissing hierover nemen, omdat wij al aanzienlij
ke schokeffecten kunnen verwachten bij de door het
college voorgestelde verhoging met 5%.
De VOORZITTER: Dames en heren! Het lijkt mij toch
wel nodig om nog enkele misverstanden weg te nemen.
In 1979 is er sprake van een geheel nieuwe situatie. Tot
nu toe hebben wij de rioolbelasting, de grondbelasting
en de opcenten op de personele belasting en wij hebben
de opbrengst van deze belastingen nog eens op een rij
tje gezet en ons afgevraagd tot welke verhoging wij
zouden zijn gekomen voor 1979 van deze belastingen
als wij in 1979 niet te maken zouden krijgen met de
nieuwe onroerend-goedbelastingen. Ik onderstreep
daarbij nog eens dat deze nieuwe onroerend-goedbelas
tingen van een volmaakt andere grondslag uitgaan.
Wij hebben toen in ieder geval geconcludeerd dat wij,
als wij de oude belastingen zouden houden in 1979, de
raad zouden hebben voorgesteld om die belastingen
te verhogen met 5%. Met het oog hierop menen wij
ook dat de nieuwe onroerend-goedbelasting in 1979
moet opbrengen f. 6.325.000,-. In dat verband, ge
zien de grootte van dit bedrag, vraag ik mij dan wel in
gemoede af waarom wij nu nog praten over een ver
mindering met 1%, dit wil zeggen om een bedrag van
f. 40.000,-. Natuurlijk is f. 40.000,- nog altijd een
heel bedrag, maar het is niet zo belangrijk gezien de to
tale opbrengst. Overigens is het wel bijzonder jammer
- maar dat is al enkele keren naar voren gekomen - dat
wij vandaag niet de grondslag van de heffing van de
nieuwe onroerend-goedbelasting kunnen vaststellen,
omdat dan goed blijkt waar de schokeffecten zullen
optreden. De heer Jonker heeft er ook al op gewezen
dat de vraag of de grondslag f. 10,-, dan wel f. 11,—
zal zijn, veel belangrijker is dan nu spreken over een
totaalbedrag van f. 40.000,-. Natuurlijk is het op
zichzelf prettig om tegen de bevolking van Soest te
kunnen zeggen dat de belastingverhoging wat minder
zal worden dan oorspronkelijk de bedoeling was,
maar dat geldt in dit geval toch nauwelijks, omdat de
grondslag van de nieuwe onroerend-goedbelastingen zo
geheel anders is dan de huidige belastingen.
Het college voelt dan ook niet voor de motie van me
vrouw Korthuis.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw
de voorzitter! Wij handhaven onze suggestie om de de
finitieve beslissing pas in maart a.s. te nemen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij zien
niet zoveel in de V.V.D.-motie. Een verschil van 1%
maakt materieel op de hoogte van de belastingen die de
mensen zullen moeten betalen, weinig uit; u hebt dat
zelf ook al betoogd. Wij zijn ervoor om het dekkings
plan zoals dat door het college is voorgesteld, te hand
haven, een dekkingsplan dat uitgaat van een opbrengst
van ruim f. 6,3 miljoen van de onroerend-goedbelas
ting. Wat de uitgavenkant betreft, hebben wij bij een
aantal voorgestelde investeringen kanttekeningen ge
plaatst. Wij krijgen de voorstellen daarover te zijner
tijd in de raad en dan kan nader een beslissing worden
genomen. Besteden wij bepaalde gereserveerde gelden
niet, dan kan dat geld naar de post onvoorzien of kun
nen er andere zaken mee worden gefinancierd. Met de
totale opbrengst van de onroerend-goedbelasting zoals
nu is geraamd, gaan wij echter akkoord.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter!
Ik deel het ongenoegen van het college met betrek
king tot het nog niet kunnen vaststellen van de tarie
ven van de onroerend-goedbelastingen. De motie van
de V.V.D.-fractie zullen wij niet steunen en ik wil
op die motie, alsmede op de kwestie van de onroe
rend-goedbelastingen in het algemeen nog kort ingaan.
Wij moeten nu een bepaald bedrag aan belastingop
brengst goedkeuren, terwijl de financiële gevolgen voor
de individuele Soester burger nog niet bekend zijn.
Het gevolg hiervan is blijvende onzekerheid bij de bur
gers. Als ik het voorts goed heb begrepen, zullen wij
in het eerste jaar van de heffing van de onroerend-
goedbelastingen al komen op het wettelijk vastgelegde
maximum percentage van 27, waarvan de eigenaren
15% en de bewoners 12% zullen moeten betalen.
Waarom is het eigenlijk de bedoeling om de onroerend-
goedbelastingen direct op het maximum te stellen?
Wij zetten onszelf hiermee voor de komende wellicht
magere jaren - maandagavond hebt u zelf al de veron
derstelling geuit dat er voor 1980 niet meer dan 1%
verhoging in zal zitten - voor het blok, want in de on
roerend-goedbelasting zit dan geen enkele marge meer.
In verschillende stukken wordt gesteld dat door aller
lei oorzaken - volgens mij ligt de oorzaak vooral in de
chaos bij het I.A.M., waarbij ik nog wil opmerken dat
ik blij ben dat u daar de knuppel in het hoenderhok
heeft gegooid - buiten de schuld van de gemeente ver
traging in de tariefvaststelling is gekomen. Daar heeft
de Soester bevolking echter natuurlijk geen boodschap
aan. De raad is verantwoordelijk op dit punt en hij
had ervoor moeten zorgen dat, nu de totale opbrengst
van de onroerend-goedbelasting wordt vastgesteld,
tenminste ook de tarieven bekend waren. Waarom is
eigenlijk niet teruggekoppeld naar de raad of de com
missies van advies en bijstand toen het college merkte
dat het mis ging met de verwerking bij het I.A.M. Op
een vraag in de commissie financiën van 26 oktober jl.
ten aanzien van de invoering van de onroerend-goed
belasting werd niet gezegd - ik heb dat toen althans
niet uit het antwoord kunnen opmaken - dat er moei
lijkheden ten aanzien van de tariefvaststelling waren.
148