de 39 die dat kader moet toetsen aan de financiële mogelijk heden. Wanneer die werkwijze niet kan worden ge volgd, vind ik dat er sprake is van een paardemiddel, wanneer de overheid zegt: „Zoveel en u zoekt het ver der zelf maar uit". Ik denk dat het beter is om de plannen van onderaf op tafel te krijgen. Stel dat de sportstichting dan zegt een verhouding 1:15 voor te staan; de gemeente is dan in de gelegenheid om te zeggen, dat zij een verhouding 1:12 voorstaat. Dan geven wij aan dat het passe-partout-bedrag in een paar jaar naar een bepaald bedrag moet groeien. Dan wordt er gewerkt op basis van behoorlijk overwogen voorstellen die uit de basis (de verenigingen zelf) naar voren komen. Dat is mijn gedachtengang met betrek king tot de functionele decentralisatie waarvan ik een bijzondere voorstander ben. Op die wijze zullen de mensen zelf het idee hebben dat zij actief bij de zaak zijn betrokken. Ik hoop dat ik met mijn opmerkingen heb bereikt, dat het college zich in de door mij bedoelde zin nog eens wil wenden tot de sportstichting. Ik zou graag zien dat de sportstichting, mede met het oog op het geen er allemaal nog op sportgebied moet gebeuren, met haar inzichten op de proppen komt. Wanneer de sportstichting zegt die inzichten niet te kunnen geven alvorens een enkel financieel randgegeven van de kant van de gemeente te hebben gekregen, kan .het colle ge daarop antwoorden, maar vervolgens zal de sport stichting met voorstellen moeten komen. Alleen dan kan er mijns inziens worden gesproken van een ple zierig samenspel tussen de sportstichting (de vereni gingen) en de gemeente. Het is ook de zin van de sportstichting, dat men met elkaar de georganiseerde sport goed op poten zet; daarbij dient men zich ech ter wel te realiseren, dat men een onderdeel vormt van de gemeenschap die het geld met elkaar moet op brengen. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb een beetje moeite met een deel van deze discussie; naar aanleiding van die discussie vraag ik mij af wat statuten voor waarde hebben. In artikel 20 van de statuten van de sportstichting staat dat het bestuur van de sportstichting onder goedkeu ring van burgemeester en wethouders de tarieven vaststelt. Natuurlijk heeft de gemeenteraad ieder jaar bij de begrotingsbehandeling de kans om in te grijpen in de tarieven, maar ik meen dat de statuten eerst moeten worden gewijzigd, wanneer men meent dat de financiële commissie de tarieven moet vaststellen of dat die commissie beleidsplannen moet kunnen ma ken. In 1978 zijn de tarieven met 11% verhoogd, maar door het wat terugvallen van de onderwijsinkomsten is de verhouding tussen de bijdrage van de verenigin gen en de bijdrage van de gemeente toch groter ge worden. In het rapport wordt aangegeven waarom de sport stichting zich met de tarifering van de sportaccom modaties heeft beziggehouden. Ik wijs er bovendien op, dat er reeds vanaf 1973 landelijk overleg gaande is, maar niemand is er nog helemaal uit. Ook de pro vincie nog niet. De materie is ontzettend moeilijk. De sportstichting heeft gewoon een aanzet willen ge ven, zodat de in bijlage 5 vermelde ongelijkheid van tarieven enigszins kan worden weggewerkt. Doel van de rapportage is ook geweest het gelijk blijven van de verhouding. Die 11% trendverhoging zal dan ook ieder jaar moeten worden ingebouwd. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitterIk betreur het dat dit voorstel niet meer is dan het geven van toestemming aan de sportstichting om een bedrag van f. 137.000,- te verdelen op een door de sportstichting zelf voorgestane wijze. Er heeft thans echter ook een inhoudelijke discussie over het rapport tarifering sport accommodaties plaats gevonden, terwijl dat rapport in nog geen enkele commissie is behandeld. Het valt te betreuren dat de zaken niet in een breder kader zijn besproken. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik meen in eerste instantie voldoende te hebben uiteen gezet, dat het rapport de bedoeling heeft om voor de sportverenigingen zelf een inzicht te geven in de opbouw van de tarieven. Langzamerhand zullen die tarieven moeten worden gelijkgetrokken, zodat niet voortdurend de ene vereniging f. 46,60 per lid blijft betalen en de andere vereniging f. 6,27. Die bedra gen dienen naar elkaar toe te groeien. Het is bovendien de bedoeling dat het totaalbedrag dat uit de sport komt wordt gerelateerd aan het be drag dat van gemeentewege in de sport wordt ge stopt. Tussen die beide bedragen dient een juiste ver houding te komen. Het rapport tarifering sportac commodaties zal als stuurmiddel worden gebruikt, zodat de gemeenteraad kan bepalen welk percentage het wil terugzien; dat percentage kan worden aange past aan de totale situatie van de gemeentebegroting. Het is natuurlijk een duidelijke zaak, dat er vanuit de sport bepaalde voorstellen zullen komen. Wanneer de bijdragen van de verschillende vereni gingen per lid meer gelijk zijn getrokken, zal een ver hoging van bijvoorbeeld 10% van de afdracht aan de gemeente per lid niet tot gevolg hebben, dat de ene vereniging veel meer moet bijdragen dan de andere vereniging. De sportstichting staat een horizontale gelijktrekking voor (een soort nivellering dus). In het kader van het totaalbedrag kan door de gemeente worden bepaald welk percentage redelijk is. De sport is helemaal niet bang om het door de gemeente ge vraagde bedrag (wanneer dat in redelijke verhouding tot het bedrag dat van gemeentewege wordt verstrekt staat) in de sportstichting aan de orde te stellen. Veel mensen uit de sportstichting zijn jarenlang met de samenstelling van dit rapport bezig geweest. Di verse leden hebben ons inmiddels verlaten, waardoor het werk door anderen moest worden overgenomen. Ik betreur het zeer dat is opgemerkt, dat het rapport zo lang op zich heeft laten wachten, want veel men sen hebben veel kostbare vrije tijd aan dit rapport be steed. De materie is enorm moeilijk en ook landelijk en provinciaal is zij nog niet goed uitgezocht. Het ver heugt ons zeer dat een aantal mensen van de sport stichting in staat is geweest om dit rapport samen te stellen. Het rapport had een jaar eerder kunnen ver schijnen, maar vorig jaar bleek er in de deelnemers vergadering nog enige onduidelijkheid over het rapport te bestaan, waardoor de verschijning een jaar is ver traagd. Dit jaar kon een meerderheid van de deelne mersvergadering zich echter met de voorgestelde ta rifering verenigen; in die deelnemersvergadering heeft een democratische besluitvorming plaats gevonden. De VOORZITTER: Ik stel voor om conform het voor stel van burgemeester en wethouders te besluiten. De heer VISSER: U mag dat wel voorstellen, maar ik heb nog niet duidelijk de toezegging gekregen, dat de materie alsnog in de financiële commissie zal worden

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 40