zal dan ook een behoorlijke inventarisatie moeten
plaats vinden. Wij zullen ons echter moeten afvragen
of wij die organisaties niet op een wat kortere termijn
wat meer opening van zaken kunnen geven.
U hebt, mevrouw de voorzitter, gezegd dat het niet
mogelijk is om vóór de behandeling van de begro
ting 1979 meer opening van zaken te geven. Daarme
de ben ik het niet eens. Voor de begroting 1979 kan
zeer wel worden uitgegaan van het bedrag dat in die
begroting zal staan als de post die de kapitaalslasten
van de in 1979 te verrichten investeringen moet op
vangen. Wat mij betreft gaat het college uit van de
zelfde post als in 1978. (Ik denk dat het dan alleen
maar een beetje kan meevallen). Het college kan in
dat opzicht best een aanname maken, waardoor het
eerste jaar van het investeringsplan met het effect in
de gewone begroting daarvan (binnen die gewone be
groting moeten nl. de kapitaalslasten - rente en aflos
sing van de leningen die moeten worden gesloten ten
behoeve van de investeringen die in 1979 moeten wor
den verricht - worden opgevangen) zichtbaar worden.
Met andere woorden: Wij weten wat wij in het jaar
1979 aan investeringen kunnen verrichten. Zo kun
nen wij ook een aanname maken voor 1980 en 1981;
naarmate de jaren vorderen zal de benadering globa
ler zijn. Dat betekent derhalve dat een investerings
plan los van de begroting kan worden behandeld. (Ik
zeg niet dat zo'n gescheiden behandeling de absolute
voorkeur verdient). In sommige opzichten is het zelfs
verstandig om voor een gescheiden behandeling te
kiezen, wanneer maar in de gaten wordt gehouden,
dat het eerste jaar van het investeringsplan altijd
moet kloppen op het jaar van de begroting waarmede
men zich bezighoudt.
Ik vind niet dat er tot december a.s. behoeft te wor
den gewacht. Qua methodiek is eerdere behandeling
van een investeringsplan mogelijk.
Wanneer het met welzijnszaken belaste lid van het
college blijft volhouden dat het een principiële zaak is
dat nu eerst dat onderzoek moet plaats vinden, is er
sprake van een onoverkomelijke zaak. Dat begrijp ik
wel. Dan is het niet mogelijk in een vroeger stadium
de zekerheid en de openheid te geven, die wij graag
willen geven. Ik had gehoopt dat het mogelijk zou
zijn om op een eerder tijdstip op globale wijze aan te
geven wat in de welzijnssector moet gebeuren. Die ge-
gegevens kunnen dan worden uitgewerkt in de wel
zijnssector zelf, maar op globale wijze krijgen wij dan
zicht op die zaken.
Ik neem aan dat bij het college de wil aanwezig is om
zo snel mogelijk de gegevens met betrekking tot het
geheel van de voorzieningen op tafel te leggen. Ik
denk dan ook aan de gegevens met betrekking tot
de herberekening van het rioleringssysteem. Daarbij
zal moeten worden aangegeven welk deel onrendabel
is, want wij hebben het nu over de onrendabele in
vesteringen (dat wil zeggen dat wij nu spreken over
al hetgeen uit de gewone pot van de gemeente moet
komen). Het zal, wanneer wij de boel op een rij heb
ben staan, toch mogelijk moeten zijn om - ruim
schoots voordat de begrotingsbehandeling plaats
vindt - te praten over het investeringsplan. Dan zal in
globale termen kunnen worden aangegeven wanneer
de genoemde accommodaties in uitvoering kunnen
worden genomen en welke investering dan denkbaar
is. Op het ogenblik wordt er voor de atletiekaccom-
modatie een onrendabele investering geraamd van
f. 228.250,- (inclusief onderhoudskosten
f. 300.000,-). Je zou je kunnen afvragen of die on
rendabele investering kan worden teruggebracht tot
twee ton. Dan zal je moeten kapitaliseren om te zien
welke investering je kunt doen. Je moet dan nagaan
watje voor dat bedrag kunt doen en of je dan voor
dat bedrag de atletiekaccommodatie kunt krijgen die
je graag wilt hebben. Op een gegeven ogenblik zal je
gewoon moeten kiezen voor de accommodatie die bij
je portemonnaie past.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat is hetgeen ik - zij
het met andere woorden - heb gezegd.
De heer DE WILDE: Ik verzoek het college dringend
om na te gaan of de gegevens iets eerder op tafel
kunnen komen. Daarom draait het in hoofdzaak.
Wanneer dat in mei of juni mogelijk is, zijn wij al een
heel eind op de goede weg. Het gaat om het doen van
een uitspraak door de raad met betrekking tot de
vraag of die investering kan worden uitgevoerd en zo
ja wanneer. Dat moet in globale termen worden
vastgesteld. Duidelijker kan ik het niet zeggen.
Wethouder EBBERS: Hetgeen de heer De Wilde nu
zegt is nu juist hetgeen ik van plan ben aan de finan
ciële commissie voor te leggen. Het gaat in feite om
die beroemde 19% die wij daarvoor beschikbaar heb
ben; de overige 81% heeft betrekking op normale
zaken.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik
meen dat het geheel een kwestie van appreciatie is,
betrekking hebbend op de maté van exactheid van
de gevraagde gegevens. Wij willén het college pressen
die gegevens snel op tafel te leggen.
Ik meen dat het college zonder meer met de motie
akkoord kan gaan, want dan heeft het college drie
maanden de tijd. Bovendien is al gezegd, dat die drie
maanden ook vier maanden mogen worden, maar
langer mag die termijn niet worden. Die gegevens
dienen zo snel mogelijk op tafel te komen.
Wat die werkgroep betreft hebben wij gedacht aan
participatie van de raad; wij willen ook zelf mee
doen met het op tafel brengen van die gegevens.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik meen dat
het nu wel allemaal duidelijk is. In de motie is duide
lijk sprake van „binnen drie maanden" en een
werkgroep. Namens het college kan ik toezeggen, dat
wij de gegevens zo snel mogelijk op tafel zullen leg
gen. Het eerste globale inzicht in de welzijnssector
zal pas in mei ter beschikking komen. Wij zullen ons
best doen om een en ander nog te versnellen. Aan de
hand van dat globale inzicht zal dan een afweging
moeten plaats vinden, zodat kan worden aangegeven
welke „hap" de eerste jaren beschikbaar is voor sport-
voorzieningen.
Met de nota aanleg sportvoorzieningen heeft het col
lege met de meerderheid van de sportstichting willen
aangeven dat het binnen die „hap" de in de nota aan
gegeven prioriteiten wil volgen. Dat is het enige dat
wij hebben willen doen. Misschien kunnen daarin ook
nog verfijningen worden aangebracht, want aan een
halve atletiekaccommodatie heeft men natuurlijk
niets. Ik geloof nl. niet dat het mogelijk is een atle
tiekaccommodatie in fases aan te leggen.
Ik meen dat wij nu inmiddels allemaal op één lijn zit
ten. Het leven is er niet gemakkelijker op geworden;
het is nu niet meer mogelijk om zonder investerings
plan te leven. Vroeger deden wij de ene dag wat wij
dachten dat die ene dag goed was en wij deden de
andere dag wat wij de andere dag dachten dat goed
was. Zo kunnen wij echter niet verdergaan, te meer