heer Kok en blijven verder de door mevrouw Korthuis aangevoerde punten onbesproken. Ik maak er eveneens ernstig bezwaar tegen dat een ambtenaar in dit geval verklaringen geeft uit hoofde van zijn functie ten be hoeve van dit proces waarbij hij zelf als bestuurslid is betrokken. De VOORZITTER: Ik heb ook duidelijk gezegd dat het de bedoeling is dat het college deze zaak gaat on derzoeken. De vragen van mevrouw Korthuis die blijk baar door iedereen worden ondersteund, zullen wij schriftelijk beantwoorden, dan wel in de een of ande re commissie brengen. Deze vragen zullen dus in ieder geval nader aan de orde komen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Met de strekking van de brief ben ik het op zichzelf eens. In de civiele procedure die nu gaande is, kunnen wij in derdaad niet ingrijpen; wij kunnen ook buiten die pro cedure om zeker geen bemiddelingspoging wagen. Ech ter, de heer Kok heeft nog meer zaken in zijn brief naar voren gebracht. In de eerste plaats heeft hij ge vraagd om een bouwvergunning; die heeft hij nu ge kregen en daarmee is dat punt afgehandeld. In de twee de plaats vraagt hij dus een bemiddelingspoging in een civiele procedure en het college adviseert om dat ver zoek af te wijzen; daarmee ben ik het, zoals al gezegd, eens In de derde plaats maakt de heer Kok nog een aantal opmerkingen die van wezenlijke betekenis zijn voor de relatie tussen een burger, het gemeentebe stuur en de gemeente ambtenaren. Daarover hebben wij inmiddels ook meer gegevens ontvangen. Nu is de discussie over dat punt al vrij ver gegaan; ikzelf aarzel de of dit wel in een openbare raadsvergadering zou kunnen worden besproken. Er worden nu immers mensen in staat van beschuldiging gesteld die zich hier niet kunnen verdedigen Wel meen ik dat er een goed onderzoek moet plaatsvinden en daarbij wil ik nog iets verder gaan dan u hebt voorgesteld, Ik stel nl. voor dat het college met de fractievoorzit ters overleg pleegt over de manier waarop deze zaak verder dient te worden aangepakt, Aan de brief aan de heer Kok zou dan neg een zin moeten worden toe gevoegd in de trant van: „Op de overige in uw brief gemaakte opmerkingen komen wij nader terug". Het 'gaat immers niet om een onderzoek dat het college moet instellen naar aanleiding van opmerkingen die mevrouw Korthuis, ondersteund door anderen, nu in de raad heeft gemaakt, maat om een onderzoek naar aanleiding van opmerkingen die de heer Kok, als bur ger, aan de raad kenbaar heeft gemaakt; daarop be hoort hij ook van de raad antwoord te krijgen. Daartoe zou het college mijns inziens met het seniorenconvent in overleg moeten treden De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik wijs er wel op dat ondertussen de rechtszaak doorgaat en er een uitspraak zal komen, De VOORZITTER: De bespreking zal dan ook op zeer korte termijn moeten plaatsvinden. Ik heb begre pen dat de fractievoorzitters nu over bepaalde stukken beschikken Mevrouw KORTHUIS-ELION: Die het college óók heeft! Wethouder HOEKSTRA: Neen, die ik heb. De VOORZITTER: Het college als zodanig beschikt er dus nog niet over, Wij zullen echter de stukken bijeen brengen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! De heer De Wilde heeft nu gezegd dat het hier om zaken gaat die eigenlijk niet in een openbare ver gadering naar voren moeten worden gebracht. Het gaat hier echter om een soort noodsprong mijnerzijds, want ik heb al eindeloze gesprekken gevoerd, ook met de wethouder. Er komt echter steeds alleen maar ge kir uit; wij worden steeds met een kluitje in het riet gestuurd waar de heer Kok verder niets aan heeft. De wethouder bedoelt het zo natuurlijk niet, maar in de praktijk komt het daarop wel neer. De VOORZITTER: Het lijkt mij niet juist om hierover nu nog verder te discussiëren. Wij zullen op korte ter mijn met de fractievoorzitters overleg voeren en nagaan wat wij aan bepaalde zaken die nu naar voren zijn ge komen, kunnen doen. Ik constateer overigens dat de raad instemt met de toevoeging van de ene zin, zoals door de heer De Wilde is gesuggereerd. Met betrekking tot het stuk wordt zonder hoofdelij ke stemming besloten, met inachtneming van de con statering van de voorzitter, overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld, i. Brieven respectievelijk d.d. 21 februari 1978 en 25 februari 1978 van respectievelijk de heer H.H. Heuten en de heer G.J. Engels inzake toewijzing bouwkavels in het plan „Zwarte Wegje", met voorstel te antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp-brief. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter Onze fractie heeft met deze brief toch wel enige moeite, waarmee ik mij voorzichtig uitdruk. Er is een hearing over het plan gehouden in het Dorpshuis en daarna is een advertentie geplaatst in het plaatselijk Soester- bergs Nieuws- en Advertentieblad, waarin werd ge zegd dat geinteresseerden zich konden laten inschrij ven voor een kavel; de inschrijftermijn sloot daarvoor in april 1977, Nu is er een vergadering van de commis sie voor ruimtelijke ordening geweest, waarin besloten schijnt te zijn om toch weer de mogelijkheid open te stellen tot inschrijving. Dat wordt in de antwoordbrief dan verdedigd met de zinsnede: „Het is goed mogelijk dat intussen voor inwoners van de gemeente dringende redenen zijn ontstaan voor de bouw van een woning". Nu, die mogelijkheid wil ik beslist niet uitsluiten, maar indertijd is de inschrijftermijn gesloten en waren er zo'n 100 belangstellenden voor 22 kavels. Als nu de inschrijving wéér open wordt gesteld, wordt de spoe ling voor deze mensen natuurlijk wel bijzonder dun. Het laat zich nl. aanzien dat er nu weer een aantal ge gadigden bij zal komen. Daardoor zal het gevoel ont staan bij degenen die al ingeschreven hebben, dat er geen eind meer aan komt en dat toch wel een vreemd beleid wordt gevoerd. Eerst wordt een advertentie ge plaatst en wordt de inschrijvingstermijn gesloten, maar nu is er een kleine wijziging in het plan aangebracht en wordt de inschrijving weer open gesteld Ik meen dat wij op die manier op de verkeerde weg zijn. Er zullen altijd wel mensen blijven die een kavel grond willen hebben; er zijn immers veel meer gegadig den dan er kavels zijn en er zal toch al een zeer nauw gezette selectieprocedure moeten plaatsvinden Wij zijn het dan ook beslist niet eens met de nu ontwor pen antwoordbrief. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitterAls ik een brief zou hebben geschreven zoals de heren Engels en

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 60