is inmiddels een kamp geworden voor 130 a 140 woon
wagens, met alle schrikbarende toestanden vandien
van een tekort aan sanitair, een tekort aan installaties,
overlast, het niet voldoende in de hand kunnen hou
den van het woonwagenkamp en bijvoorbeeld ratten-
overlast. Al die zaken staan ons natuurlijk voor ogen
en wij moeten voorkomen dat wij ook in onze ge
meente zó'n toestand krijgen.
Wanneer wij echter een en ander goed aanpakken,
met een goede begeleiding en van meet af aan de zaak
met goede spelregels wordt aangepakt, hebben wij
toch op z'n minst een kans - ik druk mij voorzichtig
uit - om te gaan behoren tot die gemeenten waar een
woonwagenkamp een in de gemeenschap aanvaardba
re aangelegenheid is. Als ik die hoop niet zou hebben,
zou ik er nog veel hopelozer tegenover staan dan ik nu
al geneigd ben te doen. Het is overigens - dat moet ik
eerlijk toegeven - wel een hoop tegen bijna beter we
ten in. Het aantal gevallen immers van een woonwagen
kamp van een beperkte omvang, met goede installa
ties, een woonwagenkamp dat ook aanvaardbaar is in
de sociale gemeenschap waarin het kamp is geplaatst,
is maar gering en wij willen naar zo'n woonwagenkamp
toe! Je moet dan bijna wel tegen beter weten in hopen
dat het lukken zal om zó'n woonwagenkamp te krijgen.
Behalve de wettelijke verplichting meen ik dat er ook
in sociaal opzicht eigenlijk geen keuze is. Wij hebben
niet de mogelijkheid om de sociale normen die wij
voor onszelf laten gelden, ook aan een ander op te leg
gen. Wat dat betreft moeten wij ons realiseren dat wij
toch in een gemeenschap leven met veel gezichten, in
de letterlijke zin van het woord, met mensen die over
de dingen op velerlei terrein, ook in de omgangsvor
men, op een heel verschillende manier denken en ope
reren. Dat neemt niet weg dat wij toch ook moeten
zeggen dat mensen die in woonwagens wonen en voor
Wie wij een woonwagencentrum moeten vinden, ook
Nederlandse burgers zijn die wij in onze gemeenschap
een plaats moeten geven.
Ik meen dat dit een proces is dat lange tijd in beslag
zal nemen, waarover veel moet worden gesproken met
degenen die deze woonwagenbewoners in hun omge
ving zullen moeten accepteren, maar ook met de woon
wagenbewoners zelf om te proberen, daarvoor een op
lossing te vinden. Onze fractie is ervoor dat het college
probeert als dat maar even mogelijk is verder te werken
in de richting van aangepaste woningen. Wat dat be
treft staan wij volledig achter de gedachtengang die
vanuit de C.D.A.-fractie naar voren is gekomen.
Voor ons geldt ook als absolute voorwaarde dat aan
de belofte dat er geen slooptenein zal komen, zonder
meer uitvoering wordt gegeven. Het woonwagenschap
moet daar terdege rekening mee houden. Deze belofte
is gedaan en op basis van die belofte hebben wij ge
poogd onze keuze van de plaats te bepalen.
Hoe moeilijk het is blijkt wel uit het feit dat van onze
fractie - de wethouder meegerekend - er vier leden
zijn die eigenlijk de voorkeur geven aan een plaats bij
de Grote Melmweg. Ikzelf meen, alles bij alles genomen,
dat het zoeken op een zorgvuldige manier, zoals ook
in de stukken wordt gezegd, naar een plaats in de
buurt van de Akkerweg/Jachthuislaan als eerste aan
zet naar mijn overtuiging het beste is. De voorwaarden
die de wet ons oplegt, zijn niet mals. Wij mogen geen
situering zoeken bij een industrieterrein, een opslag
plaats of een vuilnisbelt. In het verleden - overigens
geen staaltje van groo t sociaal gerechtvaardigd beleid -
kwam het veel voor dat men een woonwagenkamp bij
een vuilnisbelt moest zoeken. Wij moeten nu echter
een plaats zoeken dicht bij een bestaande woonkern,
met het oog op de sociale integratie, terwijl de kinde
ren van de woonwagenbewoners normaal aan het on
derwijs moeten kunnen deelnemen. Die voorwaarden
worden gesteld door de wet en het is niet gemakke
lijk om daaraan te voldoen.
Vier leden van onze fractie menen dus dat de Grote
Melmweg, uit planologische overwegingen, het meest
geschikt is voor plaatsing van een woonwagenkamp.
Deze vier leden geven aan deze plaats de voorkeur,
boven een plaats aan de Jachthuislaan/Akkerweg. Ik
zelf meen dat de gestelde voorwaarden beter worden
vervuld bij een plaats aan de Jachthuislaan/Akkerweg.
De vier leden van onze fractie die de voorkeur geven
aan een plaats aan de Grote Melmweg, zullen echter
niet tegen het nu door het college gedane voorstel
stemmen. Zij menen nl. dat er nu een oplossing voor
dit probleem moet komen. Wij zijn hierover al jaren
bezig en weten dat dit zwaard van Damocles boven
ons hoofd hangt. Ook is bekend dat de situatie in het
Amersfoortse woonwagenkamp geen langer uitstel
kan lijden. Wij menen dan ook dat wij nu onze plicht
moeten doen en dat er een beslissing moet worden ge
nomen, overigens onder handhaving van de voorkeuren
in onze fractie die ik heb aangegeven.
Het proces zal verder zeer zorgvuldig moeten worden
begeleid. Ik stel voor degenen die bezwaren kenbaar
hebben gemaakt, zij het niet in de vorm van officiële
bezwaarschriften - ik kom daarop nog terug - de notu
len van deze raadsvergadering toe te zenden Daar
naast lijkt het mij goed dat met deze mensen contact
wordt opgenomen en dat deze mensen ook worden
betrokken bij de uitwerking van het bestemmingsplan.
Wij moeten ons nl. realiseren - overigens zijn de raads
leden hiervan wel op de hoogte - dat het hier gaat om
de eerste zeer voorlopige stap die wij doen opU'e weg
van een langdurig proces dat zich nog moet afspelen
en waarin de wet op de ruimtelijke ordening verplich
tingen en rechten van overheid en burgers aangeeft.
Deze wet is voor iedereen, zowel voor de overheid als
voor degenen die aan de overheid verantwoording ver
schuldigd zijn, het richtsnoer waarnaar wij ons hebben
te richten. Ik neem dus aan dat de mensen die nu brie
ven aan de raad hebben gestuurd, worden betrokken
bij de uitwerking van het bestemmingsplan en dat
daarbij tevens wordt gelet op het aspect van de plan-
schade.
Degenen die nu al hebben aangekondigd te vrezen dat
hun eigendommen sterk in waarde zullen dalen door
de vestiging van het woonwagenkamp, moeten zich
wel realiseren dat artikel 49 van de wet op de ruimte
lijke ordening de mogelijkheid opent dat, wanneer
iemand kan aantonen dat hij in onevenredige mate
schade lijdt vanwege maatregelen die de overheid
heeft genomen, betrokkene vervolgens bij de gemeen
teraad een schadeprocedure aanhangig kan maken.
Ik moet er echter op wijzen dat het in dit land aan
nog vrijwel niemand is gelukt om aan te tonen dat hij
of zij in onevenredige mate schade heeft geleden door
overheidsmaatregelen. Men moet hierover ook niet al
te gemakkelijk spreken, want er kan bijzonder veel
worden gedaan aan de vestiging van een woonwagen
centrum, via beplanting, goede toegangswegen en een
behoorlijke maatschappelijke begeleiding. Hetgeen
men nu vreest, behoeft er zeker niet in die mate ook
in de praktijk uit te komen.
Samenvattend, mevrouw de voorzitter, kan ik zeggen