Uit de stukken is ons duidelijk gebleken dat er zeer grote verschillen gaan optreden ten opzichte van de be lastingen die nu verdwijnen. Wij wisten dat eigenlijk al geruime tijd en wij wisten ook dat dat komt door de veranderde heffingsvoet. Het is ook logisch want het betreft hier de invoering van een vorm van progressie ve belasting. Wij zijn er gelukkig mee. Het zal nu zo zijn, dat naarmate de waarde van hetgeen men huurt of in eigendom heeft groter is, men ook een groter be drag aan belasting dient te betalen. Wij achten dit een zeer gezond uitgangspunt. Dat een verhoging van de tarieven met 2% in plaats van met 5% enige invloed zou hebben op de grote ver schillen, is een argument dat er bij mij niet zo hard in wil. Ik meen dat ten opzichte van het bedrag van f. 17,10 per 10 m2 het verschil tussen 2% en 5% slechts een bedrag van enkele dubbeltjes uitmaakt. De VOORZITTER: Inderdaad. De heer GOOTE: U zult uit mijn betoog hebben be grepen, mevrouw de voorzitter, dat wij ons achter het gestelde in punt a van het voorstel stellen. Met betrekking tot het feit dat de totale heffing van de eigenaars niet mag uitgaan boven 15% van de alge mene uitkering uit het gemeentefonds en dat van de gebruikers in totaal niet meer dan 12% van de algeme ne uitkering uit het gemeentefonds mag worden gehe ven, zouden wij willen zeggen dat wij de desbetreffen de verhouding redelijk vinden. Wij gaan ook akkoord met het gestelde in punt b van het voorstel, met dien verstande, dat wij willen bena drukken, dat hiermede niet is gezegd dat wij voor alle eeuwigheid geen rioolretributie invoeren. Ik kan mij voorstellen dat afhankelijk van de financiële positie van de gemeente van jaar tot jaar dient te worden bekeken of een rioolretributie een middel is om aan voldoende geldmiddelen te komen om de gemeentelijke uitgaven te dekken. Wij zijn het ook van harte eens met de in punt c van het voorstel bedoelde vóórinformatie. Het desbetref fende bedrag van f. 30.000,-- is een hele uitgave, maar wij hebben het er graag voor over. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Wij onder steunen het voorstel van de V.V.D.-fractie ten aanzien van punt a van het voorstel. Wij gaan akkoord met punt b van het voorstel. Met punt c zijn wij erg blij. Wel vragen wij het college ervoor te zorgen, dat wanneer de vóórinformatie klaar is, de tekst en de manier waarop even worden doorgenomen in de commissie inspraak en voorlichting, opdat er wordt gekomen tot iets dat heel duidelijk bij de bevolking overkomt en wij niet later te horen krij gen, dat de taal te moeilijk is geweest en de voorlich ting derhalve niet zo duidelijk is geweest. Met betrekking tot de brief van de Milieuvereniging Soestdijk geen stankwijk zouden wij de raad willen voorstellen inderdaad akkoord te gaan met het daarin vervatte verzoek om de bewoners rondom het industrie gebied binnen een straal van 3 km in de laagste tarief groep te plaatsen - met uitzondering van de wethouders en de raadsleden die in het betrokken gebied wonen. De VOORZITTER: Dames en heren! Tijdens de behan deling van de gemeentebegroting 1979 hebben wij ge sproken over de inkomsten die wij dachten nodig te hebben voor dit jaar. U zult zich herinneren dat bij de opbouw van wat het college meende nodig te hebben er een aantal gelukkige omstandigheden was. Wij had den een groot gat in onze begroting zitten. Met het oog op het feit dat er bij het invoeren van de onroerend- goedbelasting opbrengsten van de kant van nieuwe be lastingplichtigen zouden komen tot een bedrag van f. 600.000,—, het feit dat wij de opcenten op de grond belasting konden overnemen van het rijk en nog een paar factoren hebben wij toen gevraagd: Waaraan kun nen wij voldoende hebben bij de verhoging van de op brengst van de oude belastingen? Als wij dit jaar de meevallers van het invoeren van de onroerend-goedbe- lasting niet hadden gehad (wij hebben wat het invoeren van deze belasting betreft niet tot de allervlugsten be hoord; het is wat dit betreft vanavond één minuut voor twaalf, want 1 april 1979 is de dead line), hadden wij met een onmogelijk groot voorstel tot belastingverho ging moeten komen, met name doordat wij in vorige jaren een aantal uitgaven hebben gedaan die jaren en jaren blijven doortikken en er niet om jokken. Gelet op de meevallers die gepaard gaan met het invoeren van de onroerend-goedbelasting, hebben wij ons afge vraagd: Wat zouden wij er nu nog bij moeten doen? Wat is, gegeven het feit dat wij toch al zoveel geld hebben, in dezen een beetje billijk? Toen hebben wij gezegd: Laten wij dan de opbrengst van de oude be lastingen met 5% verhogen. Maar dat was toch meer een soort rekenarij, want wij kwamen aldus uit op meerdere inkomsten ad ruim f. 200.000,—, zijnde het bedrag dat wij ons terzake voor ogen hadden gesteld. Ik heb ook toen al gezegd: Dit is natuurlijk meer een tellerij om aan een bepaald bedrag te komen, wantje hebt natuurlijk eigenlijk altijd te weinig, omdat de din gen die je zou willen doen, oneindig veel zijn. Hoe dat ook zij, wij hebben toen gezegd, dat een meerop brengst van ruim f. 200.000,— redelijk zou zijn. Ik had eigenlijk graag gewild dat u vergeten was hoe wij tot de ruim f. 200.000,- zijn gekomen. U hebt overigens in dertijd met z'n allen inderdaad gezegd, dat u erop zou terugkomen wanneer de onroerend-goedbelasting en het desbetreffende schokeffect bekend zouden zijn. Wij hebben in de commissie financiën en grondbedrijf in november 1978 een vertrouwelijk stuk neergelegd. Dat was gebaseerd op de gegevens die toen bekend wa ren met betrekking tot tweederden van onze gemeente (u weet dat de computer van het IAM een derde deel van onze kaarten had geweigerd) en de voorzichtige ra ming die wij aan de hand daarvan hadden gemaakt. Wij hebben toen toch met ons allen besloten, ook in de commissie financiën en grondbedrijf, om daarmede niet naar buiten te komen. Bij de bedoelde voorzichti ge raming kwamen wij uit op f. 11,— per 10 m2 ten aanzien van de eigenaars en op f. 8,80 per 10 m2 ten aanzien van de gebruikers. Welnu, dat was een stuk meer dan hetgeen wij in de verordening van 1977 heb ben staan, nl. f. 9,- en f. 7,-. Wij zijn niet naar buiten getreden met de f. 11,- en de f. 8,80. Dat neemt niet weg dat ik meen dat wij vandaag met ons allen ver schrikkelijk gelukkig zouden moeten zijn nu wij naar buiten kunnen komen met f. 9,50 en f. 7,60. Nu de herleide oppervlakten bekend zijn, nu wij precies we ten wie er betalen moeten en eigenlijk alles bekend is, is het ons als college eerlijk gezegd eigenlijk erg mee gevallen. Er wordt nu door een aantal uwer bepleit dat de op brengst van de oude belastingen wordt verhoogd niet met 5% (ruim f. 200.000,-), maar met 2% (ruim f. 80.000,-). Ik meen dat het desbetreffende verschil niet veel uitmaakt in relatie met de geweldige ver schuivingen die de onroerend-goedbelasting met zich medebrengt als gevolg van het feit dat de grondslag van de grondbelasting en van de personele belasting ge- 50

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 103