f. 6,-. heel anders was dan de grondslag waarmede wij met betrekking tot de onroerend-goedbelasting hebben te maken. Ik moge in dit verband een paar voorbeelden noemen, waarbij ik erop wijs dat wij niet beschikken over concrete gegevens betreffende de personele be lasting en derhalve terzake een beetje hebben moeten schatten. Het eerste voorbeeld betreft een vrijstaande woning met een herleide oppervlakte van 410 m2 en een be lastbare opbrengst van f. 310,-. Als wij geen onroe rend-goedbelasting gehad hebben, had de eigenaar dit jaar f. 279,- moeten betalen en had de gebruiker dit jaar f. 139,- moeten betalen. Bij het door ons voorge stelde tarief van de onroerend-goedbelasting zou de eigenaar f. 389,β€” in plaats van f. 279,- moeten beta len en zou de gebruiker f. 311,- in plaats van f. 179, moeten betalen. Het gaat in dezen dus om forse ver hogingen. Bij aanvaarding van het door de heten Bol huis en Visser gesteunde voorstel van mevrouw Kort- huis zou de eigenaar f. 381,- in plaats van f. 389,- moeten betalen en zou de gebruiker f. 305,- in plaats van f. 311,- moeten betalen. Wij hebben het in dezen derhalve wat de eigenaar betreft over een verschil van f. 8,- en wat de gebruiker betreft over een verschil van Het tweede voorbeeld betreft een flat met een herlei de oppervlakte van 130 m2 en een belastbare op brengst van f. 180,-. Als wij geen onroerend-goedbe lasting hadden gehad, had de eigenaar dit jaar f. 162,- moeten betalen en had de gebruiker dit jaar f. 139,- moeten betalen. Wij hebben het nu dus over een tota liteit van f. 301,-. Bij het door ons voorgestelde tarief van de onroerend-goedbelasting zou de eigenaar f. 123,- in plaats van f. 162,- moeten betalen en zou de gebruiker f. 98,- in plaats van f. 139,- moeten be talen. Wij hebben het nu dus over een totaliteit van f. 221,-. Bij aanvaarding van het voorstel van mevrouw Korthuis zou de eigenaar f. 120,- in plaats van f. 123,- moeten betalen en zou de gebruiker f. 96,- in plaats van f. 98,- moeten betalen. Het gaat in dezen dus inderdaad om een spelen in een marge, omdat de grote verschuivingen plaats vinden juist doordat ten opzichte van de vroegere belastingen bij de onroerend- goed-belasting de grondslag zo anders is. Ik meen dan ook dat wij elkaar niet zo verschrikkelijk lelijk zouden behoeven aan te kijken als wij het erover hebben of wij tot de door het college voorgestelde verhoging van ruim f. 200.000,- dan wel tot de door mevrouw Kort huis voorgestelde verhoging van ruim f. 80,000,β€” zou den moeten komen, aangezien het desbetreffende ver schil voor de betrokkenen in de praktijk een kwestie van slechts enkele guldens is. Het zal voor de een iets meer uitmaken dan voor de ander, maar het betreft echt een spelen in de marge, want de onroerend-goed belasting brengt nu eenmaal geweldige verschuivingen teweeg. Wij moeten dus niet net doen alsof wij de bur gers van Soest geweldig tegemoet komen wanneer wij het voorstel van mevrouw Korthuis volgen, aangezien wij daarbij inderdaad met een paar guldens spelen bij totalen van een paar honderd gulden. Ik vind dat wij hierbij toch wel even moeten stilstaan. Ik ben er blij mee dat iedereen meent dat de voor lichting een bijzonder belangrijke zaak is en allen graag het daarvoor benodigde geld willen uitgeven. Ik laat het verder graag aan de voorzitter van de commis sie voorlichting en inspraak over om te bepalen in hoe verre de commissie zich wil buigen over de punten, de komma's en de inhoud van hetgeen aan de bevolking zou moeten worden getoond. Er is een ongerustheid onder de bevolking juist vanwe ge de grote verschuivingen. Ik meen dat aan die ver schuivingen niets te doen is en dat wij de bevolking al leen maar door het geven van goede voorlichting zou den kunnen tegemoet komen. De raad moet vanavond de tarieven vaststellen. Wij hebben te dien aanzien al wat voorwerk gedaan. Dit betekent dat als u na mijn betoog toch zou besluiten het voorstel van mevrouw Korthuis te volgen, wij u kunnen mededelen over welke tarieven het dan gaat. Met betrekking tot de brief van de Milieuvereniging Soestdijk geen stankwijk wil ik het volgende naar vo ren brengen. De raad moet vanavond een tarief per herleide 10 m2 oppervlakte vaststellen. Het vaststel len van de herleide oppervlakte geschiedt door middel van correctiefactoren voor aard, ligging, kwaliteit en soort van gebruik. Wil men voor een bepaalde wijk een lagere belastingheffing (een lager tarief is niet moge lijk) bereiken, dan moet bijvoorbeeld de factor lig ging worden verlaagd. Welnu, als wij kijken naar het door de milieuvereniging aangeduide gebied, dan moeten wij vaststellen dat het gebied dat wordt be grensd door de Koningsweg, de Vrijheidsweg, de Beu kenlaan, de Beetzlaan inclusief de oostzijde en de Ko- ninginnelaan, al standaardgebied is. Dit betekent dat aan dit gebied, afgezien van het saneringsgebied Ons Belang, de allerlaagste liggingsfactor is toegekend. Als wij de milieuvereniging zouden willen tegemoet ko men, zouden wij met liggingsfactoren moeten werken. Dat zouden wij niet vanavond kunnen doen, want wij moeten vanavond een tarief vaststellen. Het zou dus al leen voor de toekomst kunnen. Dan is het nog een heel werk, maar dat is wat anders. Als wij overeen komstig de wens van de milieuvereniging ten opzichte van β€žde bewoners van het industriegebied binnen een straal van drie kilometer" het laagste tarief zouden la ten gelden, dan zou heel Soest, met uitzondering van Soestduinen en Soesterberg, maar inclusief de Barto- lottilaan, tot standaardgebied moeten worden ver klaard. Dat zou dan tot gevolg hebben dat het totale aantal herleide vierkante meters kleiner wordt en dat het tarief per 10 m2 hoger moet worden. Dan zou de milieuvereniging bereiken dat men in 't Hart enz. meer belasting zou moeten betalen. Ik meen dat de vereni ging dat niet heeft bedoeld. Zij heeft waarschijnlijk iets geheel anders bedoeld. Hieruit blijkt nu duidelijk hoe moeilijk het voor de burger is om de onderhavige materie te vatten en dus hoe belangrijk het is dat daar door middel van een goede voorlichting zoveel moge lijk aan gedaan wordt. En ook dan nog zal het moeilijk worden. Wij moeten met ons allen niet wakker liggen vanwegp de vraag of wij nu overeenkomstig ons voorstel tot een meeropbrengst van ruim f. 200.000,- zouden moeten besluiten dan wel overeenkomstig het voorstel van mevrouw Korthuis tot een meeropbrengst van ruim f. 83.000,- zouden moeten besluiten. Vroeger was het anders. Toen wij nog met de grondbelasting en de personele belasting werkten, wisten wij allemaal waaraan wij toe waren als werd besloten een verhoging niet 5%, maar 3% te laten bedragen. Nu zitten wij evenwel in een jaar waarin niemand weet waaraan hij toe is. De verschuivingen in wat de mensen moeten be talen zijn dit jaar verschrikkelijk groot. Met het oog daarop geloof ik niet dat wij met elkaar ernstig moe ten stoeien over een bedrag van ongeveer f. 120.000,-. Als u het ons makkelijk wilt maken, zou u ons voor stel moeten aannemen. Hierbij zou ik met betrekking tot het feit dat mevrouw Korthuis vasthoudt aan de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 104