uitspraak van de staatssecretaris die ervan uitgaat dat de prijzen dit jaar met slechts 2% zullen stijgen kun nen zeggen, dat wij maar vasthouden aan de macro- economische verkenningen. Ik meen de laatste keren toch een paar artikelen te hebben gelezen waaruit toch wel blijkt dat de staatssecretaris met zijn 2% hoogst waarschijnlijk erg verkeerd komt te zitten. Maar dit is alleen maar een speculatie, waaraan u mij niet binden mag en waaraan ik u niet binden wil. Op de vraag van de heer Bolhuis om wanneer de zaak werkt, nog eens te gaan dokteren aan de factoren als wij met ons allen zouden vinden, dat de verschuivingen heel erg groot zijn, zou ik willen zeggen dat u dat altijd op een zeker moment kunt doen, maar dan wel voor een toekomstig jaar en dan op tijd. Verder moet ik zeggen dat wij daar toch niet te gemak kelijk naar toe moeten werken, aangezien de factoren heel serieus zijn uitgedokterd. Ik herinner mij dat on der leiding van de vroegere wethouder van financiën in mei 1978 de zaak nog eens is doorgenomen. Daar zijn ook een paar kleine wijzigingen, die vanavond worden voorgesteld, uitgekomen. Het lijkt mij uitermate moei lijk om daar te gauw weer aan te beginnen. Wanneer de invordering misschien toch ooit door de gemeente zelf zou mogen gebeuren (daarvoor zou een wijziging van de desbetreffende artikelen van de ge meentewet nodig zijn), zou mevrouw Allard ervoor pleiten de invordering in meer dan twee termijnen te doen plaatsvinden. Als het ooit zo ver komt zou ik daarover graag nog overleg willen plegen, want het in vorderen in meer termijnen brengt wel extra percep tiekosten met zich mee en die kosten zullen er dan ook weer moeten uitkomen. Wij moeten dan natuur lijk toch wel bekijken wat het voordeligste is. Wij zouden het door mevrouw Allard bedoelde extra potje wel willen, maar ik zie het niet. Wantje zou na tuurlijk met hetzelfde gemak ook ten aanzien van de inkomstenbelasting voor een extra potje kunnen plei ten. Voor mijn part ook voor een extra potje voor de hondenbelasting. Te dien aanzien kunnen wij overi gens degenen die beneden bepaalde normen komen te zitten, ontheffing verlenen. Maar het lijkt mij toch uitermate moeilijk om wat de onroerend-goedbelasting betreft ten aanzien van de zware gevallen door middel van een extra potje soelaas te gaan bieden. Voor het overige klamp ik mij nu maar vast aan de heer Goote, die heeft gezegd geen enkele moeite met het voorstel van het college te hebben. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzitter! Wij moeten elkaar inderdaad niet kwaad aankijken met betrekking tot de vraag of er van een verhoging van 5% dan wel van een verhoging van 2% sprake zou moeten zijn. Dat is ook duidelijk de opzet van mijn betoog in eerste instantie geweest. Ik heb nl. duidelijk aangege ven, dat het goed is te begrijpen dat het college is geko men met het voorstel waarmede het is gekomen, aange zien er enorme financiële zaken aan de orde zijn. An derzijds geloven wij toch dat het om een zeer princi pieel punt gaat. Men zegt wel eens: Die het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Het kan overigens toch om een paar tientjes gaan. Wij vinden dat wij daar waar het enigszins verantwoord is toch ook onze bijdrage moeten leveren aan een om buiging, Wij vinden dat wat dat betreft de door ons voorgestelde manier nog net verantwoord is. Wij zou den het niet verantwoord vinden de opbrengst van de oude belastingen met minder dan 2% te verhogen. Wij vinden dat er bij aanvaarding van ons voorstel toch een daad, zij het een bescheiden daad, wordt gesteld. Daarom handhaven wij graag ons voorstel. De heer Goote heeft even de suggestie gewekt dat ons voorstel een interen betekent. Daar wil ik even stelling tegen nemen. Wij hebben nl. duidelijk gezegd dat dat niet de bedoeling is. Wij doen op dit ogenblik wel een beroep op de saldi-reserve, maar niet om de f. 120.000,-- daaruit te halen, doch alleen om nu, op een moment waarop wij niet over de investeringen praten, een dekking aan te geven. Het is duidelijk on ze bedoeling om straks bij een verdere behandeling van de investeringen hierover nader te spreken. Wij zijn er nl. van overtuigd dat aanvaarding van ons voorstel uit eindelijk niet een intering op de saldi-reserve zal bete kenen. In dit verband herinner ik eraan dat het college in de aanbiedingsnota bij de gemeentebegroting 1979 heeft gezegd: Wij kunnen nu gerust de saldi-reserve als dekkingspost aanwijzen, want uiteindelijk zal het te kort niet daaruit behoeven te worden gedekt. Zo is ook ons voorstel bedoeld en wij hopen daarop terug te komen bij de behandeling van de nota over de in vesteringen. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn het gevoelsmatig wel eens met het idee van de V.V.D.-fractie om de opbrengst van de oude belas tingen niet met 5%, maar met slechts 2% te verhogen. Anderzijds zeggen wij dat het met het desbetreffende verschil gemoeide bedrag eigenlijk zou moeten worden bestemd voor de mensen voor wie wij het door ons bepleite potje willen hebben, dus de mensen die het moeilijk krijgen met de onroerend-goedbelasting. On ze fractievoorzitter heeft tijdens de laatstgehouden begrotingsbehandeling gezegd: Denk nu eens aan een AOW'er die net zijn huisje helemaal vrij heeft en een grote moestuin heeft; zo'n man moet duizenden gul dens belasting gaan betalen. Wij hebben ook gezegd: Willekeur moet worden ver meden; daarom moet er een aantal criteria worden ge steld waaraan kan worden getoetst. U wilt het potje niet. U schuift het steeds van u van daan. De VOORZITTER: Waar wilt u het potje vandaan halen? Laten we het daar eens over hebben. Mevrouw ALLARD-KNOL: Wij hebben de indruk, mevrouw de voorzitter, dat u er prijs op stelt voorstel len op een formele wijze te krijgen. Welnu, wij vol doen graag aan dat verzoek en hebben de eer als fractie van D'66 u de volgende motie aan te bieden: „De Raad van de gemeente Soest in vergadering bijeen op donderdag 15 maart 1979, overwegende: - dat door de invoering van de onroerendgoedbelasting grote verschuivingen in belastingdruk zullen optreden; - dat hierdoor schrijnende c.q. bijzondere gevallen kun nen ontstaan; dat de hardheidsclausule van de algemene wet te wei nig soelaas zal bieden; verzoekt het College: 1. een fonds te vormen waarop door o.g.b.-plichtigen een beroep kan worden gedaan; 2. criteria te ontwerpen waaraan getoetst moet worden of het verzoek om een bijdrage uit dit fonds gehono reerd kan worden; 3. deze criteria te bespreken in de commissies algeme ne bestuurszaken en financiën; 52

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 105