I De VOORZITTER: Juist. De heer VAN POPPELEN: Wat is de consequentie van deze zin? De VOORZITTER: Wij zullen natuurlijk de hervor mingsvoorstellen enz. van het I.A.M. moeten afwach ten. In de brief van Vleuten-De Meern wordt een fusie met Midden-Nederland gesuggereerd. Of dat een op lossing zou zijn kan ik nu niet beoordelen. Er is met betrekking tot de door mij uitgesproken zin in de com missie al even over gesproken wat er gebeurt als wij uit het I.A.M. stappen. Dat is niet zo'n eenvoudige operatie. In de tekorten over 1977 hebben wij ons aandeel betaald, maar de tekorten van de vorige jaren moeten nog worden geactiveerd. Wij kunnen er wel uitstappen, maar wij krijgen dan zogezegd wel een stuk van de erfenis mee. Wij zullen met de stukken op tafel rustig moeten bekijken of de voorstellen van het I.A.M. zodanig zijn, dat wij er enige fiducie in hebben dan wel aanleiding geven om toch ook in de vergade ringen van het I.A.M. uitdrukking te geven aan onze verontrusting en aan ons eventuele voornemen tot uittreding. Ik geloof dat wij op het ogenblik niets kunnen doen, doch de voorstellen zullen moeten af wachten. De vanuit de raad tijdens de laatstgehouden begrotingsbehandeling uitgesproken verontrusting is er nog en ze wordt eigenlijk versterkt doordat de voor stellen van het I.A.M. nu anderhalve maand worden uitgesteld. Stelt u et prijs op dames en heren, dat wij namens de raad aan het I.A.M. schrijven dat wij toch wel ernstig verontrust zijn? VELE STEMMEN: Ja. De heer EBBERS: Ook ik ben het hiermede helemaal eens, mevrouw de voorzitter. In de tweede plaats geloof ik dat het door Vleuten-De Meern gelanceerde voorstel eigenlijk een onderwerp van gesprek binnen het I.A.M. is. Ik denk dat het er in feite om zal gaan of er tot een fusie dan wel tot een verdeling van taken moet wotden gekomen. Ik ben daar wel sterk voor, aangezien het I.A.M. qua inwoner aantal een vrij gering draagvlak heeft en dat het grote probleem is. De VOORZITTER: Ja. Dames en heren. Ik denk dat wij het beste doen met onze verontrusting uit te spreken en verder de voor stellen van I.A.M af te wachten en dan in de commis sie te bespreken. Ik stel u voor hiertoe te besluiten. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van de voorzitter besloten, g. Brief d.d. 16 februari 1979 van de heer M.L.H. Pe ters te Soest inzake eventuele verkoop van grond na bij het perceel v.d. Weijdenstraat 31 te Soest, onder mededeling, dat burgemeester en wethouders na am pele overwegingen hebben besloten de aan de gemeen teraad voorgelegde tekst van een ontwerp-antwoord- brief ten aanzien waarvan uw raad in zijn vergadering van 15 maart besloot, deze aan te houden in afwach ting van een nader onderzoek, te handhaven met voorstel adressant alsnog te berichten conform de oor spronkelijke tekst. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! U heeft ons in de commissie algemene bestuurszaken gevraagd eventuele amendementen op concept-antwoordbrie ven en dergelijke van te voren in te dienen en even on der de aandacht van de betrokken wethouder te bren gen. Dat heeft voordelen en nadelen. Ik heb mij er net jes aan gehouden door in het onderhavige geval een amendement op de concept-antwoordbrief tijdig in te dienen. Maar het nadeel daarvan is dat ik een overwe ging die ik had toen ik het amendement aan de wet houder gaf en die ik wel al mondeling aan de wethou der kenbaar heb gemaakt, niet in de geamendeerde concept-antwoordbrief heb verwerkt, omdat ik er nog wat over aarzelde of wij het over de hele strook grond dan wel over een strook ter breedte van 1 a 2 meter zouden moeten hebben. Vandaar dat ik nu alsnog een kleine toevoeging, die toch wel een belangrijk verschil maakt, in de concept-antwoordbrief zoals hij door mij is geamendeerd, zou willen aanbrengen. Ik wijzig bij dezen mijn amendement zodanig, dat hierin tussen de woorden „tot verkoop aan U over te gaan" en „van het bewuste perceeltje grond" wordt ingevoegd: van een strook van 1 a 2 meter. Uit het dossier is mij duidelijk geworden dat er door het college geen formele toezeggingen zijn gedaan aan de heer Peters. Toch zijn er, wel of niet ten onrechte, bepaalde verwachtingen gewekt. Er is door sommigen (niet door het college) gezegd, dat de heer Peters het stuk grond in kwestie clande stien in bezit genomen en omheind heeft. Daar is even wel geen sprake van. Hij heeft de grond van het college formeel in gebruik gekregen voor een bepaalde perio de. In de toch sterk afwerende houding van het college in de concept-antwoordbrief proef ik een beetje een ze kere vrees voor een precedent, want er zijn natuurlijk meer situaties van dit soort. Ik kan daar wel inkomen, maar de voorgeschiedenis van vier jaar die er in dit ge val is geweest, leidt er in mijn beleving toe, dat deze zaak toch op zich zelf staat. En ik geloof dat deze zaak niet moet ontaarden in een soort prestigeslag tussen het college en een burger en dat het de taak van de raad is om in dezen tot redelijke oplossingen te komen. Ik meen dat bij het bepalen van de prijs die voor de grond wordt bedongen, best rekening kan worden ge houden met de waardevermeerdering van de totaliteit van het onroerend goed van de heer Peters. De ons door het college voorgelegde concept-antwoord brief zegt: Neen, wij vinden niet dat er verkocht mag worden. Mijn voorstel is een strook van 1 a 2 meter te verko pen, zodat de heer Peters daar tenminste zijn auto fat soenlijk kwijt kan en aan beide kanten kan uitstappen. Ik geloof dat de verkoop van de strook eventuele an dere bestemmingen van de groenstrook naast het huis van de heer Peters in de toekomst volledig onverlet laat. Ik dring er sterk op aan dat de heer Peters wordt geantwoord overeenkomstig de concept-antwoordbrief zoals deze door mij is geamendeerd. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! De onderhavige zaak hangt mij langzamerhand de keel uit. Blijkens de correspondentie is er een groot aantal jaren overleg tussen de heer Peters en medewerkers van de dienst gemeentewerken geweest. Het is niet zo, dat wanneer ambtenaren bepaalde toezeggingen doen, het college daaraan gebonden is. Maar wanneer een burger die een stuk grond wil kopen, van de hoog ste functionaris van gemeentewerken, met name de directeur van deze dienst, regelmatig heeft gehoord dat er mogelijkheden zijn en wanneer die burger aan het lijntje is gehouden en hem beloften en toezeggin gen zijn gedaan, kan ik mij volledig indenken, dat die burger erop rekent, dat hij de grond in kwestie mag kopen. 67

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 120