waren dus bedoeld om terzake al een richtlijn aan te
geven. Naar mijn gevoel heb ik dat op het juiste tijd
stip gedaan.
Ik heb ook een opmerking die D'66 misschien over de
brug zou kunnen helpen. Ik heb gezien dat van de
twintig reacties dergenen die hebben gereageerd op wat
sommigen de opiniepeiling noemen, er achttien in de
richting van de Dalweg gaan. Ik heb even snel uitgere
kend dat aldus 90% in de richting van de Dalweg heeft
gereageerd. Ik heb begrepen dat opiniepeilingen en
dergelijke D'66 na aan het hart liggen. Mischien zal
het genoemde percentage de heer Jonker over de brug
helpen. Ik verwacht het eigenlijk niet.
De heer JONKER: Het stelt mij toch wat teleur, mijn
heer de voorzitter, dat de heer Goote, die vroeger nog
eens mijn medewerker is geweest bij het marktonder
zoek, nu kwalitatief en kwantitatief onderzoek volle
dig door elkaar haalt.
De heer GOOTE: Goed.
Mijnheer de voorzitter. Nu het duidelijk wordt dat
wij een terrein gaan aanwijzen voor de onderhavige
openbare gebouwen, valt een terrein dat tot nu toe in
de beschouwingen betrokken is, daarvoor af, nl. het
terrein van de Gouden Ploeg. Heeft het college daar
al ideeën voor? Zo neen, dan zou ik hetgeen wij enke
le maanden geleden bij de discussie over de nota inza
ke een- en tweepersoonshuishoudens naar voren heb
ben gebracht nog even in herinnering willen brengen.
De heer BOLHUIS: Mijnheer de voorzitter! De heer
Goote heeft gezegd dat het college nu verder kan, dat
hij daarom alvast een voorzet heeft willen geven en
dat hij dat dus op het juiste tijdstip heeft gedaan. Nu
gaat het naar ik geloof niet zozeer over de vraag of hij
dat op het juiste tijdstip heeft gedaan, maar over de
vraag waar hij zijn desbetreffende opmerkingen had
moeten slaken. Welnu, burgemeester en wethouders
kunnen zonder meer met voorstellen komen, maar
hebben, met toestemming van de raad, raadscommis
sies ingesteld om een beter functioneren van de raad
en het college ten opzichte van elkaar mogelijk te ma
ken en dan hoor je dergelijke zaken, die op zich zelf
juist zijn, naar ik dacht eerst in een commissie met el
kaar te bespreken, om er vervolgens mee in de raad te
komen. Ik blijf dus bij mijn mening.
De heer BEIJEN: Mijnheer de voorzitter! Ik zou,ge
let op de opmerkingen die hier vanavond zijn gemaakt,
tegen het college nog slechts willen zeggen: Gaat u
gauw aan de slag.
Wethouder MENNE: Mijnheer de voorzitter! Ik neem
aan dat de heer Goote, die heeft gewaarschuwd voor
overhaast handelen, het niet erg vindt als ik niet bin
nen tien minuten weet wat wij met het terrein van de
Gouden Ploeg gaan doen. Ik herhaal dat wij op een en
ander zo spoedig mogelijk terugkomen in de commis
sie ruimtelijke ordening.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Mevrouw Allard-Knol en de heren Gerth en Jonker
verkrijgen op hun verzoek aantekening in de notulen,
dat zij zich met deze beslissing niet hebben verenigd.
Voorstel tot het benoemen van leden in het algemeen
bestuur van de Stichting Samenwerking Woningbouw
corporaties.
Op voorstel van de VOORZITTER wordt besloten dit
agendapunt op een later tijdstip in deze vergadering te
behandelen.
77 Voorstel tot het vaststellen van de algemene begro
tingswijziging 1978 en 1979.
De heer BLAAUW: Mijnheer de voorzitter! Hetgeen
op bladzijde 2 van het voorstel is vermeld over een
transformatorstation is in de commissie financië'n en
grondbedrijf zonder slag of stoot geaccepteerd, omdat
het gewoon als een tegenvallertje overkomt. Maar ik
vraag mij nu af of het niet van tevoren bekend is ge
weest. Want één telefoontje naar de PUEM leert, dat
als je iets meer stroom verbruikt dan een normale ver
bruiker, er bepaalde voorzieningen moeten worden ge
troffen en dat de klant die moet betalen. Er zijn wel
gevallen waarin de PUEM zegt: Ik had daar toch iets
moeten doen voor mijzelf en ik draag nu een klein
beetje van die kosten mee. Maar het college kan be
slist niet stellen dat bij de raming van het krediet in
kwestie nog niet bekend was of de kosten van het
transformatorstation wel of niet ten laste van de Borg
zouden komen. Dat had het college van tevoren ge
makkelijk kunnen weten, want dat is een kwestie van
even bellen naar de PUEM.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERGMijnheer de voorzitter! Ik wil de heer Blaauw
verwijzen naar het raadsvoorstel van 16 juni 1977. Een
deel van dat voorstel betreft onder meer het buiten-
gebeuren en de voorzieningen die daarvoor moeten
worden aangebracht. In het desbetreffende deel van
het voorstel staat tussen haakjes een post betreffende
het bedoelde transformatorstation. Die post is toen
tussen haakjes geplaatst, omdat er nog een verschil
van mening over was of de PUEM verkeerd had inge
schat wat het vermogen in het gebied in kwestie zou
moeten zijn en of het transformatorstation te allen
tijde voor rekening van de gemeente zou komen.
De heer BLAAUW: Mijnheer de voorzitter! Het ant
woord van de wethouder doet wat vreemd aan in re
latie met het antwoord van de PUEM. De PUEM zegt
dat een voorziening als de onderhavige altijd ten las
te van de gebruiker komt, met dien verstande, dat zij
soms wanneer zij zelfbepaalde voorzieningen nodig
heeft, wel eens iets wil meebetalen. Dat had ze toen
ook kunnen zeggen. En dat heeft ze volgens mij in
derdaad gezegd, tenminste als haar de vraag concreet
is gesteld.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mijnheer de voorzitter! U kunt zich misschien
voorstellen dat ik niet de onderhandelingen met de
PUEM heb gevoerd, zodat ik hierop geen antwoord
kan geven. Ik weet alleen wat er indertijd formeel
met de post betreffende het transformatorhuis in de
raad is gebeurd. Misschien kan er in de commissie
openbare werken een keer op worden teruggekomen
hoe de onderhandelingen zijn gevoerd.
De heer BLAAUW: Goed.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
78 Voorstel tot het aanvaarden van de uitgangspunten en
conclusies van de nota woonruimteverdeling.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENMijnheer
de voorzitter! Nog steeds is in de volkshuisvesting de
woonruimteverdeling een ernstig probleem, dat ont
staat door de schaarste en de toch nog steeds onrecht
vaardige verdeling van de woningen, die onder meer
wordt veroorzaakt door de gebrekkige instrumenten
die de gemeenten hebben. Immers, bij de huidige
Woonruimtewet is het nog steeds zo, dat mensen met