„Het rapport van Eemland is in samenhang met het se
cundair en tertiair wegenplan 1978 door de commissie
ruimtelijke ordening beoordeeld".
Het is opvallend dat dergelijke belangrijke rapporten
meestal blijven steken in de commissie ruimtelijke or
dening en de raad nooit bereiken. Het lijkt mij juist
om aan de burgers ook duidelijk te maken wie rappor
ten en brieven hebben beoordeeld.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! De
brieven die naar aanleiding van het rapport van Eem
land zijn geschreven - ze worden ook genoemd in de
antwoordbrief - zijn in ontwerp toegezonden aan de
leden van de commissie openbare werken, waarop de
leden schriftelijk konden reageren, dan wel opmerkin
gen konden maken in een vergadering van de commis
sie ruimtelijke ordenirt'g. Daarnaast is hierover gespro
ken in de commissie ruimtelijke ordening. In die zin
heeft de heer Visser dus gelijk en ik heb er geen be
zwaar tegen om de door de heer Visser voorgestelde
wijziging over te nemen.
De VOORZITTER: Ja, ook mij lijkt het een juiste
wijziging. Deze zal dus worden aangebracht in de ant
woordbrief.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna, met inacht
neming van de aangebrachte wijziging, besloten over
eenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester
en wethouders is voorgesteld.
f. Brief van het bestuur van „De Soester Ondernemer"
inzake het winkelbeleid, met het voorstel te antwoor
den conform de ter inzage gelegde ontwerp-brief.
De heer STAM: Mevrouw de voorzitter! Ik ben niet
zo gelukkig met de tekst van de antwoordbrief. Er
wordt in de brief van De Soester Ondernemer een
lans gebroken voor een concentratie van het winkel
beleid in Soest, aldus wordt in de antwoordbrief ge
steld, maar ik meen dat dit niet juist is. Wel wordt
gedoeld op een concentratiebeleid ten aanzien van
winkelvoorzieningen, hetgeen iets heel anders is. Ver
der staat er in de antwoordbrief:
„De raad heeft echter bij de intrekking van het cen
trumplan uitdrukkelijk uitgesproken, dat een winkel
beleid zoals in dat plan was voorgesteld, niet moet
worden uitgevoerd."
Daar geldt mijns inziens hetzelfde, want ik meen dat
de raad toch wel voor een bepaalde concentratie van
de winkelvoorzieningen is. Ik meen ook dat wij nu
haast moeten maken op dit punt, want de knelpunten
bij de Soester ondernemers zijn niet gering, veel gro
ter dan waar dan ook.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Het lijkt mij het beste dat de antwoordbrief echt goed
aansluit op de brief die De Soester Ondernemer ook
heeft geschreven. Nu wordt een oppervlakkig antwoord
voorgesteld, terwijl de brief van De Soester Onderne
mer toch vrij uitvoerig was.
De VOORZITTER: Ja, De Soester Ondernemer heeft
een vrij uitvoerige brief geschreven. De raad heeft ech
ter besloten het winkelbeleid onder te brengen in de
zogenaamde knelpuntenprocedure, waarvoor een jaar
is uitgetrokken. Op dit moment kan dan ook geen con
creet antwoord aan De Soester Ondernemer worden
gegeven.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! In wezen
gaat het om de bijlage van de brief van De Soester On
dernemer, waarin wordt onderbouwd dat er echt niet
te veel vierkante meters vloeroppervlak aan winkel
voorzieningen zouden zijn, maar juist te weinig. Ik heb
deze hele bijlage regel voor regel met De Soester On
dernemer besproken, zodat men heel goed weet dat
het gemeentebestuur hiervoor grote aandacht heeft.
De Soester Ondernemer was ook heel content met dit
gesprek, eind verleden jaar, en afgesproken is ook dat
De Soester Ondernemer duidelijk zal worden betrok
ken, als belanghebbende groep, in de knelpuntenproce
dure die een jaar zal duren.
Daarnaast moet ik toegeven dat hetgeen door de heer
Stam is geciteerd, afhankelijk is van de uitkomst en
het besluit van de raad, nadat een voorstel omtrent
een beleid op het gebied van de winkelvoorziening aan
de raad is voorgelegd. Pas dan ligt concreet de visie
van het gemeentebestuur van Soest vast; op dit ogen
blik is dat nog niet het geval.
De heer STAM: Mevrouw de voorzitter! Ook na de
(woorden van de wethouder verwacht ik een verbeter
de antwoordbrief.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Als de zaken die de wethouder nu mededeelt ook in
de antwoordbrief waren opgenomen, dan was de raad
hierover al van te voren beter geïnformeerd geweest.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Toen wij spraken over het Centrumplan, is de uit
komst geweest dat het Centrumplan niet is aanvaard,
omdat het ons maatschappelijk niet haalbaar bleek.
Wij hebben ons toen echter, als ik mij goed herinner,
niet over het winkelbeleid uitgelaten als zodanig.
Overigens lees ik in de brief van De Soester Onderne
mer min of meer het verwijt dat wij het Centrumplan
eerst hebben aangehouden en vervolgens zelfs hebben
afgestemd. Die standpuntbepaling had ik dan graag
éérder gehoord van De Soester Ondernemer, vóórdat
wij een beslissing namen over het Centrumplan, maar
dat is een opmerking ter zijde.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik kan
wel instemmen met de wens om de antwoordbrief te
veranderen, maar het gevaar bestaat wel dat de brief
dan nog vager wordt, omdat wij dan moeten aangeven
dat noch in de richting van concentratie, noch in de
richting van deconcentratie is besloten en dat alles af
hangt van te zijner tijd te nemen besluiten.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Misschien kan wel
worden aangegeven wanneer het college denkt aan de
procedure te beginnen, want dat kan wel worden
overzien. Toen wij de knelpuntennota bespraken, had
den wij ook een schema in ons hoofd wanneer wij met
de verschillende groepen in overleg zouden treden.
Dat kan dus concreet worden aangegeven in de ant
woordbrief.
De VOORZITTER: Ik ken de procedure niet meer he
lemaal uit mijn hoofd, maar wellicht kan dit inderdaad
worden aangegeven.
Wethouder MENNE: Omstreeks juli zal de raad de za
ken voor zich krijgen en die punten die nu al bekend
zijn, kunnen natuurlijk in de brief worden vermeld. Ik
heb er overigens, zoals al aangegeven, al uitgebreid
over gesproken met De Soester Ondernemer.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Het lijkt mij het beste
dat wij nog eens in de commissie ruimtelijke ordening
bespreken welke concrete punten wij aan De Soester
Ondernemer kunnen antwoorden.
De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat in de ant
woordbrief in ieder geval wordt gerefereerd aan het
gesprek dat wethouder Menne heeft gevoerd met De
20