den dat de door de PvdA-fractie ingediende amende
menten ondersteund worden door de fracties van
D'66 en Progressief Soest, Wij ondersteunen dus ook
het betrokken amendement.
De VOORZITTER: Wij praten nu niet over onder
steunen. In onze brief hebben wij alleen een opsom
ming gegeven van de ingediende amendementen, met
daarbij een toelichting.
De kwestie van uitgifte van grond door erfpacht of
door verkoop is duidelijk een politieke zaak. Aange
zien het college politiek gezien zeer verschillend is-
samengesteld, is het ook duidelijk dat er binnen het
college geen unanieme mening bestaat over het iets
meer of iets minder uitgeven van grond in erfpacht.
Bij de meerderheid van het college bestaat echter
toch de neiging om de erfpacht als uitzondering te
zien. Het vervreemden van onroerende goederen
waarbij verkoop regel is en uitgifte in erfpacht uit
zondering, geeft ons inziens in het algemeen voldoen
de souplesse om in bepaalde gevallen, als het nuttig en
nodig kan zijn - zoals in Soesterberg, waar de heer
Van Poppelen op doelde -, een escape te hebben en
grond in erfpacht uit te geven. Wij zijn van mening
dat wij met de op bladzijde 32 van het beleidsplan ge
formuleerde subdoelstelling voldoende uit de weg
kunnen. Vandaar ook dat het college niet achter het
amendement staat.
De heer GOOTEUit de opmerkingen van de andere
fracties heb ik begrepen dat het amendement weer
klank ondervindt, indien de nadere invulling van het
begrip "ruimere plaats" toegesneden wordt op be
drijfsterreinen. De heer van Poppelen zegt met name
geen voorstander te zijn van het uitgeven in erfpacht
van grond voor premiekoopwoningen. U hebt mij
daar geen betoog over horen houden. Ik heb echter
uit zijn woorden opgemaakt, dat hij positief staat te
genover de gedachte om bedrijfsterreinen in erfpacht
uit te geven. Een dergelijke opstelling heb ik ook ge
constateerd bij D'66 en Progressief Soest. Als mijn
conclusie juist is, denkt de meerderheid van de raad in
de richting van het toespitsen van het amendement op
bedrijfsterreinen.
De VOORZITTER: Ik heb dat zo niet opgevat, maar
dat kan aan mij liggen.
De heer VAN POPPELENDe heer Goote is wel han
dig, maar ik loop toch niet met hem mee. Ik heb toe
gelicht dat ook erfpacht overdraagbaar isdat blijkt
uit vele gevallen, ik beschouw de erfpacht duidelijk
als een uitzondering, niet als regel.
De heer GOOTE: Dan is de situatie op dit moment
duidelijk. Wij vragen dan aantekening dat wij ons niet
kunnen verenigen met de in het beleidsplan geformu
leerde subdoelstelling. Te zijner tijd, wanneer nieuwe
bestemmingsplannnen met betrekking tot bedrijfster
reinen aan de orde zijn, zullen wij op deze zaak terug
komen.
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Wij heb
ben ervoor gepleit om onder sector V van het beleids
plan de volgende subdoelstelling (1.12.02) op te ne
men:
"Soester natuurgebieden vrijwaren voor aantasting
door energieverslindende motor- en autocrosseve
nementen."
In de brief van 13 september wordt gezegd, dat het
standpunt van het college ten aanzien van de door
Progressief Soest ingediende amendementen wordt
onderschreven door de raadscommissie (ik neem aan
dat wordt bedoeld de desbetreffende raadscommis
sie).
Het is misschien interessant om in verband met dit
amendement te verwijzen naar de eerste aanbeveling
van het AWOS voor het welzijnsplan, die het college
wenst over te nemen. Teneinde degeneratie van na
tuurgebieden tegen te gaan, wordt in die aanbeveling
voorgesteld
"Stringente(re) voorwaarden stellen ter bescher
ming van de natuur(gebieden)."
Wij denken dat de door ons voorgestelde subdoelstel
ling uitstekend past bij deze aanbeveling. Als u werke
lijk van plan bent om de aanbeveling waar te maken,
zou de eerste stap daartoe kunnen zijn het definitief
stoppen met het toelaten van crossevenementen.
De VOORZITTER: In het commentaar op aanbeve
ling nr. 1 van het AWOS zeggen wij: "Degeneratie van
natuurgebieden zal waar mogelijk worden tegenge
gaan". De door u voorgestelde subdoelstelling is eigen
lijk meer een middel dat daarvoor zou kunnen wor
den toegepast. Ik geloof niet dat wij veel met de heer
Nuijten van mening verschillen; wij vinden het alleen
niet nodig om de gedachte subdoelstelling op te ne
men in het beleidsplan.
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Wat u nu
vertelt is niet de essentie van wat wij bedoelen. Boven
dien als wij het beleidsplan nog eens kritisch door
nemen, kunnen wij ons in diverse gevallen afvragen:
Moet de tekst in de middelste kolom niet naar de
rechter kolom en omgekeerd? In de brief van 31 au
gustus zegt het college dat al een stringent beleid
wordt gevoerd. Naar onze mening is dat beleid niet
stringent genoeg, in elk geval niet voldoende passend
bij aanbeveling nr. 1 van het AWOS. Dat is de essentie
van ons amendement.
De VOORZITTER: Wij zullen dat dan straks, bij de
behandeling van de aanbevelingen van het AWOS,
moeten bekijken. Wij zijn van mening dat doelstelling
1.12,01 van het beleidsplan (pagina 25) en het daarbij
aangegeven middel meer dan voldoende zijn.
Wethouder MENNE: Het amendement van Progressief
Soest is eigenlijk een verdere uitwerking van de op
pagina 25 van het beleidsplan geformuleerde doelstel
ling 1.12. Het amendement is één van de middelen
om de doelstelling nader uit te werken. Wij als colle
ge hebben gesteld dat wij reeds een stringent beleid
voeren met betrekking tot crossevenementen in de na
tuur. In 'n enkel geval vindt een dergelijk evenement
plaats. Wij moeten - zoals mijn collega wethouder in
de commissie voor de bossen en de recreatie heeft ge
zegd - twee dingen tegen elkaar afwegen: enerzijds
zijn er mensen die van rust houden, anderzijds zijn er
mensen die van crossen houden. Ik was laatst in Til
burg, waar regelmatig crosswedstrijden gehouden wor
den. Daarmee vergeleken zijn wij maar kleine jongens.
Ons inziens mag een crossevenement voor de liefheb
bers ervan in een enkel geval per jaar wel worden toe
gestaan.
De heer NUIJTEN: Het gaat ons niet om het feit dat
bepaalde mensen graag hun hobby uitoefenen, maar
om de vraag waar ze dat doen en welke consequenties
dat heeft voor de natuurgebieden. Als wij aanbeveling
nr. 1. van het AWOS overnemen is ons inziens de logi
sche consequentie daarvan, dat het afgelopen is met
crossevenementen in de natuur. Dit nog afgezien van
de vraag of het toelaten van dergelijke evenementen
past in de filosofie van het bevorderen van een verstan-
172