rigens van ónze kant voor het eerst in het openbaar - nog wel iets zeggen. Afgesproken is nl. dat bekeken zou worden of er in de buurt van de Regentuuter plaats voor parkeren kan worden gevonden. Voorts is afgesproken dat bezien zal worden of de bus die ter plaatse steeds staat geparkeerd van de firma Tensen, op een andere plaats kan parkeren. Ook is afgesproken dat men zou komen tot „interne zending"; intern zou worden bezien hoe het parkeerprobleem zou kun nen worden opgelost - wij noemen het geen parkeer- chaos, want daaronder verstaan wij iets heel anders - door een beroep te doen op de ouders. Tenslotte is nog in het college gezegd dat het goed zou zijn om hierover nog voorlichting te geven via Op't Hoogt, waardoor ook andere scholen nog zouden kunnen pro fiteren van bepaalde gedachten inzake de verkeersvei ligheid bij scholen. Het is voorts logisch dat ik in het kader van de voorbe reiding van de beantwoording ook nog ter plaatse ben gaan kijken, de dag nadat de bespreking met de delega tie van de Regentuuter had plaats gevonden. Ik ben toen met mijn auto gaan staan op een plaats waar parkeren wél is toegestaan, nl. aan de rechterkant van de weg, tegenover een auto die met de neus naar mij toe stond, voor die auto dus aan de linkerkant van de weg. Het leek mij interessant om te wachten om te zien wie er naar die verkeerd geparkeerde auto zou gaan en tot mijn verbazing bleek dit één van de men sen te zijn die de vorige dag met mij had gesproken over de parkeerchaos ter plaatse! De VOORZITTER: Het tweede stel vragen van de heer Visser luidt als volgt: „1. Bent U op de hoogte van de brief (25 januari) van de Commissie Historische Optocht 950 jaar Soest en het voorlopig reglement? 2. Bent U het eens met punt 2 „Met de uitbeelding van een wagen mag geen politiek doel voor ogen staan. Een heenwijzing naar of satire op huidige plaatselijke of landelijke politiek wordt niet toegestaan." Zo ja, waarom wel? Zo niet, waarom niet? 3. Waarom mag_eenigroepering of dienst geen reclame maken (punt 3) voor het werk dat ze doen? 4. Wat zijn de „nadere richtlijnen" in punt 12 ge noemd? 5. Bent U bereid de commissie te adviseren het regle ment aan te passen aan onze eigentijdse normen, zodat de deelnemers vrij zijn in hun doen en laten? 6. Hoe groot is het budget (punt 10) en wie stelt dat beschikbaar? 7. Wanneer komen alle richtlijnen en plannen in de di verse raadscommissies ter sprake zoals door de wethou der tijdens de begrotingsbehandeling is toegezegd? Ad 7: Bedoeld wordt: de richtlijnen en plannen voor de viering van het 950-jarig bestaan van Soest". Naar mij blijkt, wenst de heer Visser hierop geen toe lichting meer te geven, zodat ik nu direct tot de beant woording van de vragen kan overgaan. Zoals men zich zal herinneren, heeft de raad een be paald bedrag beschikbaar gesteld voor de viering van het 950-jarig bestaan van Soest. Vervolgens is aan een klein comité onder voorzitterschap van de heer De Muijnk gevraagd om de zaken verder uit te werken. Daaruit is naar voren gekomen dat een aantal groepe ringen en organisaties op zich hebben genomen, be paalde evenementen te organiseren, Eén van die orga nisaties is het gilde van Soest dat de organisatie van een historische optocht op zich heeft genomen. De raad heeft indertijd het standpunt ingenomen dat het hier gaat om een feest van en voor de burgers van Soest en afgesproken is dan ook dat het comité en de organisaties zelf de zaken zouden moeten voorberei den. Nu hier het gilde de organisatie van een histori sche optocht op zich heeft genomen, bestaat er naar onze mening de vrijheid voor dat gilde om daarvoor ook bepaalde richtlijnen vast te stellen. Immers, in de historische optocht moet een en ander goed op elkaar worden afgestemd en daarvoor zijn nu eenmaal be paalde richtlijnen nodig. Het college ziet dan ook geen enkele reden om hierin in te grijpen; het kan onzes in ziens alleen maar de kwaliteit van de optocht ten goe de komen als daarvoor enige richtlijnen aanwezig zijn. Hoe groot het budget voor deze optocht is, kan ik op dit ogenblik niet zeggen. Volgende week woensdag zal het kleine comité met vertegenwoordigers van alle groeperingen die op de een of andere manier een in breng hebben in de viering van het 950-jarig bestaan, bijeen komen; dan zullen ook de definitieve afspraken worden gemaakt. Vervolgens zal het geheel aan het college worden aangeboden en wij zullen uiteraard on ze beloften nakomen om hierover dan nog te spreken in de commissie algemene bestuurszaken en eventueel, als dat gewenst wordt, in de commissie culturele zaken. Overigens zou die commissie daarmee wel een dubbele functie krijgen, want ook deze commissie heeft de or ganisatie van een bepaald evenement op zich genomen, nl. het ten toon stellen van bestaand aangekocht werk. In ieder geval zal er dan toch sprake moeten zijn van een zeer marginale toetsing door college en raadscom missies, want wij hebben deze zaak nu eenmaal aan de burgers van Soest zelf in handen gegeven. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Het is jam mer dat een feest van en voor burgers van Soest, be taald uit een pot met gemeenschapsgelden, een derge lijk feqdaal reglement kent waarmee bepaalde zaken aan banden worden gelegd. Er worden nu beperkingen opgelegd waardoor wij niet onze Hoekse en Kabel jauwse twisten over bijvoorbeeld de Eng in een histo rische optocht mogen uitbeelden. Ook organisaties en verenigingen mogen kennelijk geen reclame maken voor het geweldige werk dat zij doen. Ik vind dat nog al benepen. De VOORZITTER: Ja, dat is dan jammer. Er werken zoveel heterogene groepen samen om tot de viering van het 950-jarig bestaan te komen, dat er zeker voor elk wat wils zal zijn. Reclame maken voor het werk dat een bepaalde organisatie doet, hoort mijns inziens duidelijk niet thuis in een historische optocht. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter' Wat de heer Visser bedoelt, is mij toch niet helemaal duidelijk De heer Visser draagt het college altijd op de burgers zélf hun keuze te laten bepalen. Nu is voor deze zaak in de raad afgesproken dat de burgers en de organisaties zélf de viering van het 950-jarig bestaan zullen invul len. De heer Visser geeft altijd enorm op van demo cratische processen en inspraak van burgers, maar nu komt er iets uit dat hem kennelijk niet welgevallig is. Hij moet dan mijns inziens echt zo sportief zijn om dat ook eens te slikken. De VOORZITTER: Dames en heren! Tenslotte zijn nog ingekomen de volgende vragen van de heer Beijen: „Is het College voornemens, nu er vooralsnog niet veel uitzicht bestaat op de realisering van een z.g. verkeers-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 22