>n-
3 t zit ter.'
conclu-
mmen
:dt aan-
itter
stand-
de
en om
college
derna
:gen 10
i-Hols-
:sen,
ie,
mans,
Ebbers,
:rdam,
ning
ende-
k sprake
iet vol-
et deze
rige con-
ullen wij
bedoe
ning aan-
ent de
n Eggher-
:r hoofde-
tegen de
ning van
:st.
n de
vij al
>seld. Ik
l met
arden,
r verder
agingen
uit zou
waar
raar mijn
in een
het voor
de gatage
1 okto-
een
int is een
Ik wil
jrstel met
de volgende zin aan te vullen
"Dit besluit zal eerst uitgevoerd worden als de heer
Dijkman de garage uiterlijk 1 november niet heeft
ontruimd".
Als u deze zin aan het voorstel toevoegt, hebben wij
met het voorstel geen moeite.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de raad geen
moeite heeft met deze aanvulling op het voorstel. Wij
zullen de aanvulling dus opnemen, waarbij wij de da
tum van 1 november zullen aanhouden.
Hierna wordt het aldus gewijzigde voorstel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
148b Voorstel tot het voeren van een rechtsgeding tegen
de heer W. Uyland te Soest, strekkende tot nakoming
van de overeenkomst tot ruiling van gronden aan de
Eigendomweg te Soest.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Aan deze
zaak zijn een aantal onduidelijke mondelinge afspra
ken - althans in de ogen van één van de partijen -
voorafgegaan, die op verschillende manieren worden
uitgelegd. Ik kan mij voorstellen dat het college in dit
stadium zegt: Er moet nu maar eens een beslissing
komen. Maar ik zou het college toch willen vragen
om, alvorens naar de rechter te stappen, eerst nog
eens met de heren Uyland rond de tafel te gaan zit
ten om te kijken of wij er misschien toch langs min
nelijke weg uit kunnen komen. Als u doe toezegging
doet, gaan wij met het voorstel mee.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Er ligt omtrent deze zaak een dik dossier en het is
mijns inziens voor een raadslid moeilijk om te be
kijken welke partij gelijk heeft. Als je de stukken
doorneemt, lijkt het erop dat het recht aan de kant
van de gemeente staat. Spreek je echter de heer
Uyland, dan komen er toch een hoop vraagtekens
naar voren. Eén van de vraagpunten is toch wel -
en dat wordt niet duidelijk uit de stukken - waar
door de geschillen zijn ontstaan. Ik heb haast het
gevoel dat die ontstaan zijn doordat een bepaalde
procedure liep, als gevolg waarvan geen besluit kon
worden genomen ten aanzien van het bestemmings
plan Steenberghe. Voordat dit bestemmingsplan werd
goedgekeurd, zijn er bepaalde wijzigingen in aange
bracht, waardoor de in 1977 met de heer Uyland ge
maakte afspraken niet meer konden worden nage
komen.
In de brief van 26 april aan de heer Uyland schrijft
het college:
"Naar aanleiding van bovengenoemde brief delen
wij u mede, dat de besprekingen met de wethou
ders Ebbers en Hoekstra ter zake niet relevant
zijn".
Ik zou graag de betekenis van deze zin hebben. Je
kunt de zin immers op twee manieren uitleggen. Hij
zou kunnen betekenen: Wij voelen ons niet meer ver
plicht aan vroeger gemaakte afspraken, Maar hij zou
ook best een andere betekenis kunnen hebben. Ook
over de brief inzake de besprekingen op het kantoor
van notaris Van Veeren, die de heer Uyland op 2 mei
geschreven heeft, zou ik graag enige opheldering heb
ben.
Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Daar
om is het van belang dat de door mij genoemde pun
ten goed worden uitgediept. Want het gaat erom, dat
aan de burger het recht wordt gedaan dat hem toe
komt.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! De
heer Jonker spreekt over onduidelijke mondelinge af
spraken. Er is echter in het geheel geen sprake van
mondelinge afspraken. Wij zijn met de heer Uyland
onderhandelingen begonnen over de aankoop van
grond aan de Eigendomweg. De heer Uyland stelde
mondeling bepaalde eisen, die door ons mondeling
zijn afgewezen; wij konden op die eisen niet ingaan.
Ik ben dan meteen gekomen bij de heer Van Poppe-
len, die citeert uit de brief van 26 april. Wij kwamen
op die datum tot de conclusie dat wij zover waren,
dat wij in Steenberghe konden gaan bouwen. Op dat
moment zijn voor het eerst keiharde, schriftelijke af
spraken gemaakt. Voor die tijd is er wel over en weer
gepraat, maar zijn er nooit keiharde afspraken ge
maakt. Wij hebben op de eisen die Uyland ons stelde
altijd gezegd: Neen. Dat staat ook duidelijk in het
allereerste verslag.
De heer Van Poppelen vraagt zich af welke van de
partijen gelijk heeft. Het wordt natuurlijk een welles-
nietes-spelletje; maar hij moet het college en de ter
inzage gelegde stukken toch geloven. Gelukkig heeft
nooit slechts één collegelid met de heer Uyland over
leg gepleegd. De heer Ebbers - toentertijd wethouder
van financiën en grondbedrijf - voerde de gesprekken;
ik werd door het college aangewezen om deze ge
sprekken bij te wonen, aangezien het ging om de
doortrekking van een weg. Later, na de portefeuille
wisseling, is de burgemeester steeds bij de gesprekken
tussen mij en de heer Uyland aanwezig geweest. Wij
hebben dus steeds met twee collegeleden, plus een
ambtenaar, overleg gepleegd met de heer Uyland.
(Dat doen wij overigens niet alleen in het geval van de
heer Uyland; wij doen dat altijd als het om dergelijke
zaken gaat.) De gesprekken zijn genotuleerd,
Het allereerste gesprek met de heer Uyland is natuur
lijk niet op papier gezet. Wij zeiden toen dat wij de
grond van de heer Uyland graag wilden hebben.
De heer Uyland zei daarop: "Daar kan ik wel een mil
joen voor krijgen" en "Dan wil ik graag het weiland
ertegenover". Dergelijke dingen zijn echter niet re
levant. Dat is de strekking van de brief waaruit de
heer Van Poppelen de eerste zin aanhaalde.
Dat de heer Uyland de zaken wel eens door elkaar
haalt, blijkt bij voorbeeld later, als hij in een brief
schrijft dat hij onze brief van 26 mei nooit ont
vangen heeft. Maar hij is op dat moment wél in onder
handeling gegaan met het Bouwfonds. Als de heer
Uyland onze brief niet had ontvangen, was hij met
het Bouwfonds nooit onderhandelingen begonnen.
Als de heer Uyland in de brief inzake de besprekingen
op het kantoor van de notaris schrijft, dat ik dit of
dat gezegd heb, citeert hij mij verkeerd. Want waar
om is de goedkeuring van het bestemmingsplan
Steenberghe zo lang uitgebleven? Doordat wij voor
daar geplande woningen geen premie kregen. Wij
hebben toen hevig onderhandeld, en na veel praten
heeft de heer Portier ons eindelijk geschreven dat wij
de premie toch kregen. Dit zijn de feiten; de heer
Uyland maakt daar iets heel anders van.
De VOORZITTER: De heer Jonker heeft gevraagd of
wij bereid zijn om eerst nog een keer met de heer
Uyland rond de tafel te gaan zitten. Wij hebben ech
ter al zo vaak met de heer Uyland om de tafel geze
ten, dat dit naar onze smaak geen enkele zin heeft.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
niet zulke redenen om te twijfelen aan de juistheid
van de door het college gegeven informatie. Bepaalde
zaken blijven bij de betrokkenen echter wel eens
201