tesecretaris wordt benoemd door de raad en laten wij nu
eens het theoretische geval nemen - zuiver theoretisch - dat
er moeilijkheden rijzen met de functionaris die het ge
meentesecretariaat bekleedt. Er is dan de moeilijke situa
tie dat het gaat om een functionaris die door twéé instan
ties wordt benoemd, geschorst en ontslagen. Overigens
had ik dit alles veel liever in de commissie financiën be
sproken en ik blijf dan ook bij mijn verzoek om hierover
opnieuw in deze commissie te spreken.
De VOORZITTER: Goed, laten wij dat dan maar doen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het voor
stel aan te houden.
Voorstel met betrekking tot de huisvesting van alleen
staanden en tweepersoonshuishoudens
Mevrouw TOMASSEN-HOLSHEIMER: Mevrouw de
voorzitter! Progressief Soest heeft veel waardering voor
het rapport zelf en het initiatief van de stuurgroep om
ook de huisvestingssituatie van 65-jarigen en ouderen
hierbij te betrekken. Het gaat hier immers om een gro
te groep mensen in onze gemeente. Wij hopen dan ook
dat dit rapport niet alleen een papieren stuk blijft, maar
dat spoedig uit het beleid duidelijk zal worden dat de
gemeente deze gegevens omzet in daden, Wij rekenen
erop dat de 40 woningen voor deze groep in Over hees
II, tweede fase, beschikbaar worden gesteld. In het
raadsvoorstel dat nu voor ons ligt, wordt hierover alleen
„gedacht". Kan het college ons hierover meer zeker
heid geven? Wanneer denkt het college de programma's
voor de volgende bestemmingsplannen gereed te heb
ben?
In het voorstel wordt voorts gezegd:
„wij menen daarom dat bij aanvaarding van ons voorstel
dit besluit voor een periode van vijfjaren moet gelden
(1979 tot en met 1983); na het verstrijken van deze
termijn moet worden bezien welke gevolgen deze maat
regel en de hierna nog te noemen activiteiten hebben
gehad op de behoefte aan deze woningen."
Wij zullen hierover graag een tussentijds overzicht ont
vangen, bijvoorbeeld ieder jaar of iedere twee jaar.
Bij punt 2 (blz. 3 van het voorstel) willen wij vragen
wanneer wij de uitslag tegemoet kunnen zien van het
onderzoek naar bestaande of beschikbaar komende
open plekken.
Bij punt 3 willen wij vragen of het college grote wonin
gen of gebouwen op het oog heeft. Zo ja, welke?
Heeft het college wel eens gedacht aan het landgoed
Tetterode in Soesterberg? Dit zou kunnen worden
omgebouwd tot kleinere wooneenheden. Het is ons
bekend dat vooral in Soesterberg veel vraag bestaat
naar dit soort woningen.
Omdat de behoefte aan woonruimte ook onder ande
re groepen van onze bevolking zeer groot is, pleiten
wij ervoor dat bestemmingsplannen waarbij te ver
wachten is dat er veel woningen kunnen worden gerea
liseerd, versneld worden uitgevoerd. Wij denken hier
bij onder andere aan Klein Engendaal.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter' De eerste
woorden van dit voorstel luiden „De staatssecretaris
van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening". Ik
meen mij te herinneren dat wij er destijds twéé had
den, maar dat is verder een kleinigheid, hoewel ik nog
wel eens met enige weemoed terugdenk aan die tijd.
In de huidige constellatie kan inderdaad wel worden
gesproken over dé staatssecretaris van volkshuisves
ting en ruimtelijke ordening, zij het dat die niet van
die nota's produceert als destijds het geval was.
Ik meen dat er sprake is van een goed rapport dat een
behoorlijke basis voor beleid kan bieden. Wel is verve
lend met dergelijke rapporten dat ze altijd verouderd
zijn zodra ze zijn verschenen, een zaak overigens
waar ook het college niets aan kan doen. Ik denk hier
bij bijvoorbeeld aan het negatieve migratiesaldo van
1977 en 1978 ten opzichte van het saldo van plus 500
uit de tien daaraan voorafgaande jaren. Ik zal het ple
zierig vinden als de wethouder hierover nog iets meer
kan zeggen. Met name zal ik graag horen wat het te
verwachten effect is van het voorgenomen beleid, het
geen best mag worden aangegeven in ronde getallen.
Ik denk hierbij aan hetgeen onderaan blz. 2 en boven
aan blz. 3 van het voorstel staat over het bestemmen
van 35% van de nieuwbouw voor de één- en tweeper
soonshuishoudens, hetgeen dan op een plezierige ma
nier zou doorwerken, bijvoorbeeld op het punt van
de doorstroming. Hoe zal dat dan precies uitpakken?
Hoe is de huidige stand van zaken, naar de laatst be
schikbare gegevens, en als dit proces zich gaat afwikke
len volgens de verwachtingen van het college, reke
ning houdend met versnelde doorstroming, hoe staan
wij er dan voor over bijvoorbeeld vijfjaar? Is men dan,
ook gezien de nieuwe inschrijvingen die er komen,
niet eigenlijk bezig met dweilen terwijl de kraan nog
open staat?
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Door dit onderzoek is bijzonder veel
informatie beschikbaar gekomen. Wij wisten allemaal
wel dat er grote behoefte was aan woonruimte voor
één- en tweepersoonshuishoudens, maar het wordt
nu nog eens expliciet en hard aangetoond door de cij
fers die beschikbaar zijn gekomen. Het college stelt
nu één concrete maatregel voor, nl. 35% van de nieuw
bouw bestemmen voor de één- en tweepersoonshuis
houdens. Wij kunnen hiermee akkoord gaan, maar zul
len wel graag zien dat wordt voorkomen dat te grote
concentraties van dit soort woningen worden gebouwd.
Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het bestemmingsplan
Albert Cuyp, waar van een behoorlijke concentratie in
dit opzicht sprake is, terwijl het mijns inziens van
groot belang is dat in een gebied allerlei soorten huis
houdens aanwezig zijn.
Het college stelt daarnaast voor om te onderzoeken of
er open plekken zijn of zullen komen die geschikt zijn
voor het realiseren van huisvesting voor één- en twee
persoonshuishoudens. Wil het college daarvoor ook
het percentage van 35 hanteren, of is het de bedoeling
om dit per open plek te bekijken en mede te laten af
hangen van de grootte van die plek?
Een termijn van vijfjaar, zoals voorgesteld door het
college, vinden ook wij een nogal lange periode. Wij
zullen dan ook graag zien dat tussentijds informatie
wordt verstrekt en nemen ook aan dat in die tijd nog
aanpassingen van het percentage mogelijk zijn als blijkt
dat de behoefte aan dit soort woningen toch groter is.
De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Ook wij
hebben met belangstelling de nota van de stuurgroep
en het voorstel van burgemeester en wethouders gele
zen. De conclusie is onzes inziens duidelijk, al kunnen
vraagtekens bij sommige punten worden gezet, zoals
bij de kwantitatieve behoefte van de ongehuwden. Al
zou men dat doen, dan nog blijft de conclusie over
eind dat er een veel grotere behoefte is dan in het ver
leden werd aangenomen en dat wij hier te maken heb
ben met achtergebleven groepen die versterkte aan
dacht vragen. Ook zij moeten, evenals andere groepen