De heer GOOTE: Inderdaad, dat heb ik ook aangege
ven. Wel komt dit punt voor onder de noodzakelijke
voorzieningen.
De VOORZITTER: Goed, maar dus niet bij de eerste
36 zaken die daar weer uitgelicht zijn. De heer Jonker
heeft daarnaast een pleidooi gevoerd voor de brandpre
ventieman die ook onder de noodzakelijke voorzienin
gen voorkomt, zij het niet bij de eerste 36 prioriteiten.
Dan ligt het dus duidelijk. Met het restant van de
f. 300.000,- komen wij bovendien niet ver op dit mo
ment en wij willen dit dan ook achter de hand hou
den.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Begrijp ik
goed dat wij nu het eind van de begrotingsbehandeling
naderen?
De VOORZITTER: Dit is inderdaad het laatste hoofd
stuk van de begroting.
De heer JONKER: Dan begrijp ik dat dus goed. Dan is
het nu wel een goed moment om nog even door te
spreken over de kwestie van de brandpreventie. In het
begin van de ochtend heb ik immers het amendement
terzake aangehouden en het lijkt mij goed om dat nu
nader in bespreking te brengen.
De VOORZITTER: Ik merk dan wel op dat de tekst
van het amendement enigszins moet worden gewij
zigd, want die is nog zo gesteld dat het in feite een
motie is. Het college wordt immers verzocht alsnog
een bedrag van f. 55.000,- in de begroting op te voe
ren. Dat kan het collége niet doen; dat zal de raad
moeten doen. Zojuist is er geen tegenspraak meer ge
komen op mijn opmerking dat het resterende bedrag
van ruim f. 17.000,— maar voorlopig achter de hand
moet worden gehouden en de enige post waaruit dan
nog de brandpreventieman zou kunnen komen, is dan
nog de post onvoorzien. Elders in de begroting zijn
nl. ook geen besparingen aangebracht door de raad.
De heer JONKER: Nu, ik meen dat wij nog niet ak
koord zijn gegaan met het achter de hand houden van
dat bedrag van f. 17.000,-. Wij zijn nu ook pas bezig
met de tweede instantie. Daarnaast ben ik het met u
eens dat de tekst van het amendement enige aanpas
sing behoeft, maar dat is op eenvoudige wijze te rege
len. Ik heb mij voorzien van enige ambtelijke advie
zen in het kader van de goede regelingen die daarvoor
bestaan
De VOORZITTER: Ik ben blij dat u met die rege
lingen tevreden bent!
De heer JONKER: Ja, inderdaad. Ze behoeven van
mij niet eens zo geformaliseerd te worden. Ik heb dus
enige ambtelijke adviezen ingewonnen over de vraag
of er in de sfeer van de leges nog enig geld boven water
kan worden gekregen. De adviezen zijn niet helemaal
eensluidend op dit punt. Ik begrijp van de commandant
van de brandweer dat er duidelijk mogelijkheden liggen
om, als een bedrijf is geïnspecteerd en in orde is bevon
den, dan een soort verklaring van goed gedrag af te ge
ven, waar een leges tegenover kan staan. In totaal zou
dit een bedrag in de orde van grootte van
f. 100.000,- a f. 150.000,- kunnen opbrengen, als al
le Soester bedrijven worden geinspecteerd. Ik heb ook
advies gevraagd aan de financiële mensen en die zeg
gen
De VOORZITTER: Dit hebt u dus van de brandweer
mensen gehoord?
De heer JONKER: Inderdaad.
De VOORZITTER: Tot mijn grote verwondering,
moet ik zeggen.
De heer JONKER: Uit de „financiële hoek" is de op
merking gekomen dat het hier gaat om een zaak die ze
ker nadere bestudering waard is. Er liggen ook volgens
hen waarschijnlijk wel mogelijkheden om gelden bin
nen te krijgen door middel van leges, maar zij willen
dat eerst nader bekijken. Het is echter een algemeen er
kend principe om te laten betalen voor het leveren van
diensten en in dit geval zou dit principe toegepast kun
nen worden.
Kortom: Er liggen duidelijk mogelijkheden, maar het
lijkt gewenst om dit nog nader op een rijtje te zetten
en de verschillende zaken tegen elkaar af te wegen,
waarbij ook nagegaan zou moeten worden wat er in de
bestaande legesverordening al mogelijk is en wat er
eventueel voor aanpassingen zouden moeten worden
doorgevoerd. Ik zie hier in ieder geval een bron van in
komsten ter gedeeltelijke financiering van de tweede
man. Het bedrag van f. 100.000,- a f. 150.000,- dat
mij is genoemd, is niet een bedrag per jaar, maar een
totaalbedrag dat in de loop der jaren op tafel zou kun
nen komen. Bij de brandpreventieman gaat het om
een bedrag op jaarbasis van f. 55.000,- en ik heb al
aangegeven dat er nog een ruimte is van ruim
f. 17.000,- bij het voorstel dat nu aan de orde is. Het
lijkt mij dan ook mogelijk om deze f. 55.000,- te ha
len uit de post van f. 17.000,- en voor de rest uit de
post onvoorzien, in afwachting van nadere verkennin
gen in de legessfeer.
De VOORZITTER: Ik meen dat nu de verwarring vrij
wel compleet is. Ik begreep eerst dat iemand - ik weet
niet precies wie die „iemand" is - voor ons zo maar
een inkomstenbron had gevonden van f. 150.000,-
per jaar. Ik begrijp nu echter dat die bron toch niet
zó rijkelijk vloeit. Misschien is er een mogelijkheid
door middel van de heffing van leges, maar de zaken
moeten dan mijns inziens eerst goed op een rijtje
worden gezet. Een nieuwe post opvoeren in de begro
ting kan alleen als ook de dekking concreet wordt
aangegeven. Dit laatste is nu niet mogelijk en ik begrijp
ook dat de meerderheid van de raad van mening is dat
de dekking niet uit de post onvoorzien moet komen.
Dat is ook het college van mening.
De heer EBBERS: Bovendien is er al een deel van de
post onvoorzien opgesnoept, want de begrotingswijzi
ging komt in totaal ook uit op bijna f. 200.000,-.
De VOORZITTER: Nu, dat is niet helemaal juist, want
wij hebben daarin ook wat geschrapt en vooruit ge
schoven. Maar goed, wij menen in ieder geval dat wij
zeer voorzichtig moeten zijn met het doen van een be
roep op de post onvoorzien op dit moment al. Nu een
en ander zo wordt gepresenteerd door de heer Jonker,
meen ik dat het college in ieder geval in staat moet zijn
eerst na te gaan welke concrete mogelijkheden er lig
gen op het vlak van de leges. Binnen enkele maanden
kan de raad dan een overzicht hiervan krijgen.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn
dit met u eens. Misschien hebben wij de zaak op de
voorlichtingsbijeenkomst enigszins verkeerd begrepen
en ik heb hierover dan ook niet verder gesproken. Het
leek mij wel mogelijk dat het college dit punt al na
der had bekeken en dan leek dit misschien wel een
aardige bron voor de financiering van deze functiona
ris, maar u bent hier erg verwonderd over, zodat het
college er blijkbaar nog niet naar gekeken heeft. Wij
zijn zeker niet van plan om nu de post onvoorzien
voor deze functionaris aan te spreken, dus wij staan
helemaal achter uw woorden. In april a.s. kan hierover
dan nader worden gediscussieerd.
294