De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! Wij hebben al aangegeven dat het onzes inziens juister is om hierover in april a.s. te spreken. Daar blijven wij bij. Als het college echter eerder met een voorstel kan komen, met daarbij een voldoende en concrete dekking, zullen wij dat met sympathie tege moet treden. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb nog een andere post naar voren gebracht, naast de brand preventieman, die op geen enkele wijze een extra dek king vereist. Er blijft immers nog een stukje ruimte over en toen bleek dat daarmee geen van de nog reste rende 36 prioriteiten zou kunnen worden gereali seerd, hebben wij verder gekeken naar de overige prio riteiten en daartij de overkapping van de kinderboer derij aangedragen. Uiteraard betekent dit dan een af zonderlijk voorstel van het college. Ik heb echter nog geen reactie hierop gehoord. Mevrouw TOMASSEN-HOLSHEIMER: Mevrouw de voorzitter! Wij ondersteunen de gedachte van de heer Goote. Ook bij de vorige begrotingsbehandeling heb ben wij al een warm pleidooi gehouden voor de over- kapping van de kinderboerderij. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Onze fractie meent dat ook dit punt in april a.s. aan de orde moet komen. Wij hopen dat vóór april de zaak van de kinderboerderij al in de commissie zal worden besproken, zoals in het verleden al enkele keren is beloofd. De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Ik pleit ervoor dat wij te zijner tijd ook een goede be groting krijgen van de inkomsten die wij door middel van aanstelling van de tweede brandpreventieman kun nen verwachten. Er moet dan daarnaast ook van te voren goed zijn nagedacht over een behoorlijke taak omschrijving. De VOORZITTER: In de stukken is al precies aange geven wat de brandweercommandant doet, wat de tweede officier doet en wat er ten aanzien van de pre ventie door een onderofficier gedaan zou moeten worden. De taakomschrijvingen zijn op die wijze al voor u ter inzage gelegd. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Wij wil len ook in april a.s. de zaak van de kinderboerderij na der onder ogen zien. Wat het punt van de brandpreven tie betreft, menen wij bij het college grote aandacht voor deze zaak te mogen constateren. Uzelf vindt in feite ook dat die er eigenlijk al had moeten zijn. In de eerstkomende maanden van 1980 kunnen wij hier over dus een concreet voorstel verwachten, met in komstenkant, met taakomschrijving, met de kosten enz. Gezien deze grote aandacht lijkt het ons beter om het amendement op dit punt in te trekken. Mevrouw BLOMMERS-BIEZENO: Mevrouw de voor zitter! Wat het door de heer Goote aangesneden punt van de kinderboerderij betreft, willen wij graag afwach ten totdat dit punt in de commissie is behandeld, het geen ook is afgesproken. Eventueel kan dit punt dan nader in april a.s. aan de orde komen. De heer GOOTE: Wij komen er in april wel op terug. De VOORZITTER: Ik mag dus concluderen dat de raad in grote meerderheid van mening is dat de zaak van de brandpreventiem an nader moet worden beke ken. Als wij de nodige inkomsten tegenover de kosten kunnen stellen, zal de raad dit, zo heb ik begrepen, heel welwillend bekijken. Daarnaast zal de overkap ping van de kinderboerderij nader worden b ekeken. Over een aantal maanden kan natuurlijk beter worden bezien hoe het met de post onvoorzien zal gaan; dan blijkt ook of wij ons iets kunnen permitteren op dit punt. Ikzelf ben van mening dat die tweede brandpre ventieman er snel moet komen. Het voorstel tot vaststelling van de voorzieningen, projecten en activiteiten die in 1980 ter hand zullen worden genomen, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Over hoofdstuk XIV (Verrekeningen/Geldlening/Ver zameling) en de kapitaaldienst vindt geen beraadsla ging plaats. Het voorstel tot wijziging van de begroting 1980 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De begroting der gemeente voor 1980 wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Ten aanzien van de bij de begroting aan de orde ge stelde ingekomen stukken, te weten de brief d.d. mei 1979 van de Nederlandse Vereniging Bescherming Voetgangers, de brief d.d. 10 juli 1979 van de Neder landse Hartstichting en de brief d.d. juni 1979 van de Stichting tot Steun aan de Protestantse Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht, wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders beslo ten, op deze aanvragen wederom afwijzend te be schikken, omdat geen algemeen gemeentelijk belang wordt gediend. Hierna wordt gepauzeerd. Na hervatting der vergadering stelt de voorzitter aan de orde: 201 Vaststelling van de notulen van de openbare vergade ring van 16 augustus 1979. Deze notulen worden zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. 202 Ingekomen stukken. a. Brieven d.d. 4 oktober 1979 van het Intergemeen telijk Automatiseringscentrum Midden-Nederland met de 2e wijziging van de begroting 1979 en de ont- werp-begroting 1980, alsmede een brief d.d. 8 novem ber 1979 inzake het advies van de financiële commis sie met betrekking tot de ontwerp-begroting 1980, met voorstel tegen deze begrotingen geen bezwaar te hebben. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wijs er nog op dat a.s. vrijdag een vergadering van het IAM plaats vindt. Wij hebben laten weten dat wij vandaag pas een beslissing over deze begroting nemen, maar dat ik hoopte a.s. vrijdag een blijde boodschap mee te kun nen nemen! De begroting ziet er ook goed uit en er wordt geen tekort verwacht, zodat het IAM zijn best doet. Met de ombuigingsoperatie is men nu ook druk bezig. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. b. Brief d.d. 17 oktober 1979 van de heer K.A. Musolf te Soest inzake de onderhoudsgebreken aan de woning Wilhelminalaan 22a te Soest met voorstel te antwoor den overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp- brief. De VOORZITTER: Dames en heren! In de commissie heb ik aangegeven dat er een nieuwe antwoordbrief zou worden gemaakt. Naar mij blijkt, hebben niet alle leden deze nieuwe antwoordbrief ontvangen, zodat ik deze nu zal voorlezen. Het nieuwe ontwerp luidt: 295

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 356