„Geachte heer, Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief gericht aan de gemeenteraad, delen wij u namens de gemeen teraad het volgende mede. Bij de aankoop van uw woning is overeengekomen dat de gemeente niet verplicht is tot het verrichten van on derhoud. De woning is door de gemeente aan u in ge bruik afgestaan tegen een gebruiksvergoeding van f. 150,- per maand. De gemeente is op grond van de met u gesloten overeenkomsten niet verplicht tot het herstellen van een lekkende hoofdwaterleiding. Het herstellen van de waterleiding is terecht in uw op dracht geschied. Het waterverbruik moet vanaf de watermeter door de verbruiker worden betaald. Onder waterverbruik wordt ook het verlies door lekkage begrepen, zodat het herstel van de leiding in uw belang heeft plaats ge vonden. Het zal u duidelijk zijn dat u geen aanspraak kunt maken op restitutie van door u gemaakte kosten. Hoogachtend, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN SOEST, De secretaris, De burgemeester,". De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik vraag mij naar aanleiding van deze brief nog wel af of er juridisch gezien sprake is van een verschil tussen een gebruiksvergoeding en een huur. De VOORZITTER: Dat doet hier eigenlijk niet terza ke, omdat de overeenkomsten met de heer Musolf dui delijk aangeven dat elk onderhoud voor zijn rekening komt. De heer Musolf heeft de woning enige tijd gra tis mogen bewonen en toen hij te kennen gaf, prijs te stellen op verlenging van de bewoning, omdat de wo ning toch nog niet behoefde te worden afgebroken, is met hem een gebruiksovereenkomst gesloten, met een gebruiksvergoeding van f. 150,- per maand. De over eenkomsten inzake onder andere het onderhoud ble ven toen echter van kracht. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, c. Brief van de Werkgroep Leefmilieu Soest d.d. 9 april 1979 inzake de inspraakprocedure eerste her ziening bestemmingsplan Overhees met het voorstel te antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp-brief. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Het gaat hier om het antwoord op een brief van de werkgroep leefmilieu Soest van 9 april jl. Deze brief van 9 april jl. is met een ontwerp-antwoordbrief ook al eens aan de orde geweest in de vergadering van de raad van 17 mei jl. Bij die gelegenheid is toen besloten dat de ontwerp-antwoordbrief niet zou worden verzonden, maar dat een bespreking met de werkgroep leef milieu Soest zou plaatsvinden. Daarbij zijn toen ook enige moeilijkheden gerezen, met als eindresultaat dat die bespreking niet op de toen voorgenomen datum, maar later - nl. eind augustus 1979 - heeft plaats ge vonden. Het verslag van die bespreking, waarnaar ook wordt verwezen in de nu voorgelegde ontwerp-ant woordbrief, is niet bij de werkgroep leefmilieu Soest aangekomen. Dat is natuurlijk weer vervelend; wij hebben al vaker dit soort stoornissen ter sprake gekre gen en ik zit daar wel mee. Van de zijde van de werk groep leefmilieu Soest is dan ook aan de raad en het college van burgemeester en wethouders een brief ge stuurd, waarin wordt gevraagd waar dat verslag blijft. Het vreemde is dat, wanneer wij de nu ter inzage geleg de ontwerp-brief vaststellen, wij dan niet alleen naar dat verslag verwijzen, maar ook naar een „door u aan vaard" verslag. Dat is toch vreemd. Men zegt ook dat in de bespreking eind augustus de afspraak is gemaakt dat aan alle drie de leden van de werkgroep die aan de bespreking hadden deel genomen, het verslag zou wor den toegezonden, terwijl gelegenheid zou worden ge geven om eventueel op het concept-verslag te reageren. Ik heb bij de stukken wel een brief van 21 september jl. aangetroffen waarbij dat concept-verslag is toege zonden, maar ik kan niet uit de stukken lezen dat vol daan zou zijn aan de afspraak dat het verslag in drie voud zou worden verzonden. Die afspraak staat overi gens ook niet in het verslag zelf. Ik vrees dat wij op de ze manier toch weer allerhande moeilijkheden tege moet gaan. Ik kan dan ook moeilijk akkoord gaan met een ont werp-brief waarbij ik nu al weet dat de ontvanger zal tegenwerpen dat hij het verslag nooit heeft ontvangen en dat er daarom ook niet naar mag worden verwezen. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Afgezien van het feit dat het verslag waarschijnlijk niet ver stuurd is, moet ik De VOORZITTER: Daar moet ik toch even tussen komen! De heer VISSER: Nu, het verslag dat niet aanvaard is. Laat ik het dan zo zeggen. Afgezien daarvan menen wij dat het briefje dat nu als antwoordbrief voor ons ligt, in feite geen antwoord is op de brief van 9 april jl. van de werkgroep. In deze brief zijn nl. een aantal zaken aangekaart waarop het college niet ingaat. Ook uit het verslag van de bespreking op 28 augustus 1979 blijkt dat de werkgroep alleen haar standpunt heeft verduidelijkt; meer was ook niet de bedoeling van dit gesprek. De reactie van het college daarop is echter niet in het verslag opgenomen. Integendeel, volgens het verslag heeft de heer Plomp toegezegd dat een en ander in het college aan de orde zal worden gesteld. Wat is er dan in het college besproken? In het verslag wordt ook melding gemaakt van inspraak op de in spraaknota. Wat bedoelt het college daarmee? Gaat het de inspraaknota die binnenkort is toegezegd, eerst nog voorleggen ter inspraak aan mensen die er verstand van hebben? Dat laatste suggereert het ver slag nl. wel. Het verslag eindigt met de opmerking dat zo spoedig mogelijk - nu ja, zo spoedig mogelijk - het gesprek vond plaats op 28 augustus en het is nu half december - antwoord zal worden gegeven, waaraan wordt toege voegd dat dit antwoord „rekening zal houden met de gemaakte opmerkingen". Nu, in hoeverre er rekening is gehouden met de gemaakte opmerkingen, wordt uit het nu voorgelegde antwoordbriefje helemaal niet dui delijk. Het is alleen een kattebelletje en helemaal geen antwoord op de brief van 9 april jl. van de werkgroep. Ik stel u dan ook voor deze brief niet te doen uitgaan, maar een echt antwoord te schrijven en aandacht te besteden aan de opmerkingen van de werkgroep die in het verslag zijn opgenomen. De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Het pro bleem dat wij met deze antwoordbrief hebben, is het zelfde als dat, wat zojuist door de heer Bolhuis uitvoe rig is toegelicht. Wij menen dat het beter is om alsnog een kopie van het verslag aan de werkgroep te doen toekomen; misschien is het zinvol om dat dan per aan getekend schrijven te doen, opdat iedere onzekerheid is uitgesloten over het wel of niet aankomen. 296

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 357