ding mogelijk tussen de VVT op zichzelf en de toe
passing ervan. Als die conclusie wordt getrokken lijkt
het inderdaad de beste weg om de VVT zelf ten prin
cipale aan te vechten. De kans op succes daarbij vermag
ik niet te beoordelen; dat zal moeten blijken.
Bij de vele haken en ogen die bij de VVT en de toe
passing ervan naar voren komen, is het belangrijkste
toch wel dat een stuk sociale woningbouw in gevaar
kan komen, als dat tenminste juist is. Ik heb die stel
ling in het bezwaarschrift en ook elders aangetroffen.
Als dat inderdaad juist is, is dat een zeer zwaarwegend
argument, omdat het hier juist de groepen betreft waar
voor gebouwd moet worden. Het blijft een onrecht
vaardige zaak dat, wanneer men maar geld genoeg heeft,
men alle VVT's aan zijn laars kan lappen en huizen kan
huren of kopen te kust en te keur, overal in de pro
vincie. Wanneer men geen geld genoeg heeft valt men
in een ander regiem en zijn er nauwelijks mogelijkhe
den. Als dan bovendien de bouw voor deze groep nog
in gevaar komt ook, is dat des te erger. Het lijkt mij
verstandig om de strijd op het punt van het Zwarte
Wegje uit te vechten, omdat daar geen sprake is van
woningbouw, maar van een beperkt aantal woningen in
de vrije sector. Hoewel uiteraard daar ook behoefte aan
is, doet dat toch veel minder pijn en is het derhalve
goed dat wij de zaak uitvechten over dit bestemmings
plan.
In de commissie algemene bestuurszaken heb ik nog
wel enkele suggesties gedaan ten aanzien van een wat
andere formulering op sommige punten. Ik neem aan
dat daarmee rekening is gehouden.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Het lijkt mij beter dat wij voortaan toch een kor
te reactie van het college krijgen op hetgeen in de com
missies is gezegd, want dat had ons misschien een half
uur vergadering bespaard. Veel van hetgeen in de com
missies al is gezegd is nu weer op tafel gekomen.
De VOORZITTER: U hebt wel enigszins gelijk, me
vrouw Korthuis, maar de tijd tussen de commissiever
gaderingen en deze raadsvergadering was wel bijzon
der kort. Wij hebben de in de commissies gemaakte
opmerkingen amper in het college kunnen bespreken.
Wij hebben echter wel een aantal opmerkingen geno
teerd en wij zijn ook voornemens om naar aanleiding
daarvan nog een aantal wijzigingen aan te brengen.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! De kern van de zaak
is inderdaad of het gemeentebestuur een conflict
heeft met gedeputeerde staten. Dat conflict is er inder
daad. In 1977 kregen wij het ontwerp-streekplan
Utrecht-Oost ter behandeling en daarin was voor het
eerst sprake van de VVT. Op dat moment werden al
leen de vijf punten van de VVT genoemd, met daaron
der de simpele regel dat uiteraard in overleg met de ge
meentebesturen de VVT zou worden uitgewerkt. Toen
reeds kwamen er vanuit de gemeenteraad bezwaren,
omdat raadsleden en leden van het college problemen
zagen op het punt van het overtreden van bevoegdhe
den. Ieder van ons kan zich voorstellen dat gedepu
teerde staten zorgen hebben over de planologie en de
planologische maatregelen die binnen een provincie
moeten worden genomen, maar dat mag nooit impli
ceren dat een college van gedeputeerde staten op de
stoel gaat zitten van een gemeentebestuur bij het toe
passen van de woonruimtewet. Daar ligt nu het hele
manco van de VVT. Wat bedoeld was als een op zich
zelf goed planologisch uitgangspunt, werkt uit in het
320
zich bemoeien met de woonruimtewet. De uitwerking
van de woonruimtewet is echter opgedragen aan het
college van burgemeester en wethouders.
De heer Bolhuis heeft zich afgevraagd of wij nu ineens
met ons allen tegen een nieuwbouwregel zijn. De frac
ties hebben toch uitgesproken dat zij het in zoverre
met de VVT eens zijn dat men in Soest alleen voor de
eigen behoefte zou moeten bouwen. Inderdaad, maar
daar ligt nu juist het probleem in de uitwerking. Het
is duidelijk dat wij niet meer willen groeien, maar
wat is onze eigen woningbehoefte? Onze eigen wo
ningbehoefte wordt op geen enkele manier door gede
puteerde staten onderkend, hetgeen wij ook in de
hoorzitting bij gedeputeerde staten op tafel hebben
gelegd. Gedeputeerde staten gaan uit van het algemeen
belang, maar ik denk dat een gemeentebestuur het be
lang van de eigen burgers moet bewaken. Dat probe
ren wij ook te doen. Als wij nu zien hoe de uitwer
king van de VVT plaats vindt, meen ik toch dat wij
op een zeer onvriendelijke manier door gedeputeerde
staten worden behandeld, om het maar zachtjes uit te
drukken. Wij hebben vier of vijf hoorzittingen gehad,
maar niet één keer antwoord gekregen op onze vragen.
Wij worden alleen gehoord en worden na elke hoor
zitting weer overdonderd met nieuwe nota's.
Zo kregen wij in september een nieuwe nota van ge
deputeerde staten over de uitwerking van de VVT in
de vijfde poot, de zogenaamde sociale binding. Daarin
lieten gedeputeerde staten duidelijk zwart op wit mer
ken dat het niet alleen een nieuwbouwregeling was.
Gedeputeerde staten stellen daarin nl. dat zij ook de
doorstroming zouden bewaken en de sociale binding
daarbij in percentages zouden vastleggen. De gedepu
teerde kon op de hoorzitting van 31 oktober ons niet
vertellen hoe hoog dat percentage zou zijn. Hoe kan
een lid van gedeputeerde staten de sociale binding
van een burger inschatten? Hoe kan een college van
burgemeester en wethouders, c.q. de woonruimtecom
missie, de sociale binding van een burger inschatten?
Je kunt hoogstens een bepaalde termijn stellen, bij
voorbeeld vijfjaar in een gemeente wonen, maar ver
der kun je niet gaan. Op geen enkele manier kan ob
jectief de sociale binding van een burger worden ge
meten, alleen met een starre termijn waarvan men ove
rigens ook nog wel eens af zou moeten kunnen wijken
in een aantal gevallen.
De leden van de commissie maatschappelijke dienst
verlening hebben in de laatste vergadering een proeve
gekregen van een eerste uitwerking van het puntensy
steem. Uiteraard vindt ook het college van burgemees
ter en wethouders dat de economische binding van
een burger de belangrijkste poot is bij de inschrijving.
Dat mag echter nooit zo ver uitwerken dat sociale en
medische indicaties daaraan helemaal ondergeschikt
worden gemaakt. Het mag niet zo zijn dat mensen die
hier geboren en getogen zijn en ergens anders hun
werkplaats moeten vinden, de gemeente uitgeschopt
worden. Daar komt het immers op neer. Wij hebben
weinig arbeidsplaatsen in onze gemeente; dat is het
nadeel of het voordeel van een forensengemeente. Er
worden hier echter wel gewoon mensen geboren die
hier later willen blijven wonen. Die mensen moeten
wij in de ogen van gedeputeerde staten aan een be
paald percentage gaan binden, waarbij wij zouden
moeten gaan bepalen dat Jantje wel mag blijven, maar
Pietje eruit moet.
Burgemeester en wethouders zijn van mening dat de
VVT niet inhoudt dat men kan bouwen voor de eigen