december 1980
De heer KINGMA: Mijnheer de voorzitterIk wil nog vragen of u het
met mij eens bent, dat wij moeten proberen burgers een antwoord te
geven waar zij wat aan hebben en dat wij in dit geval ons uiterste
best moeten doen om dat voor elkaar te krijgen.
De VOORZITTER: Dat is eigenlijk geen vraag, maar een opmerking - een
opmerking die ik in dank aanvaard.
De VOORZITTER verklaart het vragenhalfuurtje voor geëindigd.
4. Voorstel tot vaststelling van het welzijnsplan 1981 - 1984 en de
verdeling in drie groepen van de projecten, voorzieningen, activitei
ten, genoemd in het beleidsplan.
De voorzitter stelt allereerst aan de orde: het welzijnsplan 1981-
1984.
Mevrouw BLOMMERS-BIEZENO: Mijnheer de voorzitter! Dit voorstel - dat
gebaseerd is op de nota van de commissie welzijnsplanning - is een
stuk dat in korte tijd klaar moest worden gemaakt en waar een boel
werk in is gaan zitten. Maar daardoor zLjn bepaalde aspecten van de
planning niet zo aan de orde gekomen als wij wel gehoopt zouden
hebben. Hetgeen ik nu naar voren zal brengen is bedoeld om die as
pecten een volgende keer wèl aan de orde te krijgen. Het is niet be
doeld als kritiek op het dit jaar verrichte werk. Ik vind het nl.
bijzonder knap dat de commissie een en ander in een zo korte periode
voor elkaar heeft gekregen.
De commissie welzijnsplanning stelt voor het beleid ongewijzigd te
laten en daarnaast in het welzijnsplan 41 nieuwe voorzieningen op te
nemen. Voor een heleboel van die 41 extra punten is veel onderzoek
vereist. In het advies van de commissie welzijnsplanning worden
geen prioriteiten aangegeven. Het is erg moeilijk te beslissen op
welk moment je welk onderzoek moet doen, omdat de ruimte - zowel fi
nancieel als qua mankracht - nu eenmaal beperkt is. In sommige ge
vallen weet je dat een voorstel wordt ondersteund door een vrij gro
te groep. In andere gevallen betreft het iets dat voortgekomen is
uit een inspraakavond en wellicht door één of twee burgers is aange
dragen. Naar mijn mening zou er, ook door de commissie welzijns
planning, gezocht moeten worden naar een soort prioriteitenstelling.
Anders kunnen losse opmerkingen een veel te grote plaats innemen in
een plan en daardoor zaken terugdringen die een hoge prioriteit
hebben, maar het grote publiek niet zo ontzettend aanspreken.
Daarbij komt dat er op die manier ook geen verantwoordelijkheid voor
de aanbeveling is bij degene die deze aanbeveling doet.
In dit verband wil ik pleiten voor het opnemen van steeds meer bur
gers/gebruikers in de besturen van de verschillende instellingen. Ik
besef natuurlijk dat wij daar op zichzelf helemaal niets aan kunnen
doen, maar het is wel de enige manier om verantwoordelijk te zijn
voor de keuze die straks onherroepelijk gemaakt moet worden. Die
keuze zal dan niet alleen betreffen hetgeen wij meer kunnen doen dan
op het ogenblik; die keuze zal wel degelijk ook betreffen hetgeen
wij op het ogenblik doen, waaruit wij dingen moeten laten wegvallen
om ruimte te maken voor nieuwe initiatieven.
Indien de gebruikers in de besturen vertegenwoordigd zijn, zouden
wij graag in het overleg met de commissie welzijnsplanning willen
laten nagaan wat de mogelijkheden zijn om de gebruikers in de gehele
procedure wat duidelijker te horen dan thans het geval is via de
inspraakavonden
5