februari 1980 De VOORZITTER: Dan geef ik nu eerst het woord aan de heer Bolhuis, die net de microfoon pakte. De heer BOLHUIS: Ik dacht, mijnheer de voorzitter, dat de heer Goote bedoelde dat ik een nadere uitleg moet geven van het betoog dat ik heb gehouden. Maar ik begrijp nu dat hij zijn vraag in feite tot u richt en dat de vraag luidt als volgt: Is er ten aanzien van andere beroepszaken zoals ingevolge de Woningwet rechtsongelijkheid ten opzichte van zaken met betrekking tot de AVS, ten aanzien waarvan er nog nimmer beroep is ingesteld op grond van artikel 8? Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! Ik denk dat de tijdsonge- lijkheid waarover ik heb gesproken en die door de heer Goote zoeven rechtsongelijkheid is genoemd, alweer verminderd is door de heroverwe ging door het college. De VOORZITTER: Ik hoop, dames en heren, dat hiermede de zaak verduide lijkt is. Mag ik blijven concluderen, dat u vindt dat het beter is dat artikel 8 in de AVS blijft staan? Ik constateer dat dat het geval is. De heer GERTH: Mijnheer de voorzitter! Met de door het college voorge stelde redactie van de artikelen 142 en 143 valt door de politie niet te werken. Deze artikelen zijnbij deze redactie zo subjectief, dat men ge woon niet weet welke kant men uit moet gaan. In het amendement dat ik hier voor mij heb liggen, heb ik de wijzigingen vermeld zoals ze in 1975 door de politie aan burgemeester en wethouders zijn voorgesteld. De VOORZITTER: Wij hebben achter de collegetafel natuurlijk grote pro blemen met uw opmerking dat de politie heeft gezegd dat er met de door ons voorgestelde redactie niet kan worden gewerkt. Ik spreek dit ten sterkste tegen. Wij hebben over deze zaak met de politie overlegd. Wij zijn van mening dat wij dat overleg duidelijk hebben gevoerd. En wij hebben van de politie de indruk gekregen dat zij een andere mening was toegedaan dan die welke ze blijkbaar aan u heeft medegedeeld. De door u blijkens uw amendement voorgestane wijziging van artikel 143 is in 1975 aan de orde geweest in de juridische commissie, die nadat er overleg met de toenmalige commissaris over was gepleegd een andere re dactie heeft geadviseerd. Ik meen dat het wat wonderlijk is om op dit moment zonder dat de commissie opnieuw is ingeschakeld de door u voor gestane wijziging aan te brengen. Dat lijkt mij niet juist. De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! Nu zijn we toch wel gek bezig hè? De heer Gerth stelde in een eerder stadium dat hij geen overval wilde plegen, dat er een aantal nieuwe omstandigheden is en dat hij de zaak graag opnieuw in de commissie besproken wil hebben. U wees dat van de hand. U wilde er in de raad over praten. Goed, dan krijgt u het in de raad op uw bord en vervolgens verwijt u ons dat wij dit aan de orde stellen zonder het in de commissie aan de orde te stellen. Nu weet ik het niet meer. Ik dacht dat ons eerste voorstel volstrekt duidelijk was, dat de zaak in de commissie thuishoort en dat daar de zaak fijngeslepen moet worden. Daarbij kan ook aandacht worden besteed aan eventuele com municatiestoornissen tussen u en de politie, die ik niet zou willen uit sluiten. Het kan natuurlijk dat mensen elkaar toch niet helemaal goed begrepen hebben of dat de zaak misschien toch net iets anders ligt. Wel nu, dat kun je allemaal goed uitzoeken in zo'n commissie, eventueel met de commissaris erbij. Dan kun je de zaak doorpraten en er de volgende keer in de raad een goed besluit over nemen. Dit zou ik u graag nogmaals 17

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 36