maart 1980 leid ik daaruit af, dat de commissie ruimtelijke ordening haar mening al tijd zal moeten geven over het standpunt van burgemeester en wethouders ten aanzien van de adviezen van de commissie milieubeheer aan de ge meenteraad. Mijn vraag is dan: Wat heeft dit voor zin? Kan de commissie niet evenals de commissie ruimtelijke ordening haar standpunt beter ter kennis van burgemeester en wethouders brengen, eventueel met het advies een beslis sing van de raad uitlokken? De commissie ruimtelijke ordening richt zich toch ook niet tot de raad, maar tot burgemeester en wethouders? Beide commissies zijn naar mijn mening in dit opzicht goed vergelijkbaar. Ik merk hierbij duidelijk op niets tekort te willen doen aan de commis sie of aan de raad. Immers krachtens artikel 8 van de verordening wor den de verslagen van de vergaderingen van de commissie aan burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad toegezonden, zodat ieder onderwerp dat in de commissie is behandeld in de raad onderwerp van bespreking kan worden. Naar onze mening is het goed dat de raad weet wat er in de commissie mi lieubeheer leeft. Wij zijn er daarom vóór artikel 8 zo te handhaven. Daarnaast pleit ik echter voor invoering van een analoge praktijk voor zowel commissie als raad als die welke ten aanzien van de commissie ruimtelijke ordening geldt. Op die wijze kan mede tot uitdrukking worden gebracht, dat wij, wanneer wij burgers bij het bestuur betrekken, hen op gelijke voet behandelen als leden van andere commissies. Voor de leden van de commissie ruimtelijke ordening geldt, dat de adviezen per onder werp ter kennis van de raad worden gebracht. Deze commissie adviseert burgemeester en wethouders en niet de raad, maar in de praktijk neemt de raad van de adviezen wel kennis. Zo zouden naar onze mening ook van deze commissie per onderwerp alle adviezen ter kennis van de raad moeten wor den gebracht. Het verdient daarom naar mijn mening aanbeveling om de woorden "aan de raad" in de considerans en in artikel 2, onder a, als zijnde niet in overeenstemming met het raadsbesluit d.d. 15 november 1979, te schrappen; voorts verdient het aanbeveling om evenals dit voor de commissie ruimtelijke ordening geldt te bepalen - bijvoorbeeld in de vorm van een nieuw lid 6 van artikel 6 - dat de adviezen van de commis sie gemotiveerd schriftelijk worden vastgelegd, door de voorzitter en de secretaris ondertekend en aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad toegezonden. Hoe denkt het college over deze sug gesties? Wat artikel 8 betreft, meen ik dat het aanbeveling verdient in het eerste lid achter "jaarlijks" toe te voegen "voor 1 april". De zin komt dan als volgt te luiden: "Jaarlijks voor 1 april wordt aan de gemeenteraad ver slag uitgebracht over de verrichte werkzaamheden in het voorafgaande jaar. De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! In de commissies ruimtelijke or dening en algemene bestuurszaken is al uitvoerig over de verordening voor de commissie milieubeheer gesproken. Toen is om een afbakening van taken gevraagd, waarna is afgesproken dat "huiswerk" zou worden gemaakt in de vorm van een verduidelijking van het college. Die is gekomen in de vorm van de notitie van 12 maart jl. welke wij thans bespreken. Onze fractie heeft met de nadere verduidelijking niet veel moeite. Wij hebben er be grip voor dat het in dit stadium niet goed mogelijk is de taken helemaal scherp af te bakenen. Wij begrijpen dat dit via de personele unies in goede banen kan worden geleid. Niettemin zouden ook wij met de heer On-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 57