21 oktober 1982
afweging steeds, en uiteindelijk tot in de Raad van State, zorgvuldig heeft
plaatsgehad en dat het recht van vrije demonstratie geen geweld is aange
daan, integendeel. Het besluit van het college, gehoord de burgemeester
ongetwijfeld, tot onmiddellijke ontruiming na het bekend worden van de
uitspraak van de voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van
State lijkt niet alleen juridisch juist, maar is dat zeker ook uit het
oogpunt van algemeen belang. Voorkoming van waarschijnlijk te achten es
calatie en uit de hand lopende relsituatiesalsmede bescherming van per
sonen, wie zij ook zijn, zijn taken die aan de burgemeester zij toever
trouwd en die hij adekwaat dient uit te voeren. Dat wil in dit geval zeg
gen snel, met toereikende en deugdelijke middelen en met zo weinig
mogelijk geweld, waartoe juist de inzet van ruim voldoende personeel een
goede bijdrage kan leveren. Mijn fraktie kan in het voorgevallene geen
reden vinden het beleid van het college van burgemeester en wethouders
en van de voorzitter van deze raad - tevens voorzitter van de commissie
algemene bestuurszaken - en van de burgemeester af te keuren. Integendeel,
wij keuren deze goed.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM Mijnheer de voorzitter, in de commissie
A.B.Z. zijn afwegingen aan de orde geweest over het vrije demonstratie-
recht. Wij hebben daar met grote meerderheid besloten, dat we dit recht
van demonstratie eerbiedigden, maar we zagen ook dat andere rechten
ook gerespecteerd moesten worden. Wij hebben dus met elkaar gezegd, het
mag korte tijd, maar dan moet er opgetreden worden. Dat is nu gebeurd.
Ik denk ook, dat het goed geweest is dat U meteen opgetreden heeft. De
Raad van State heeft een besluit genomen dan moet je zo snel mogelijk
optreden, hetgeen ook in de commissie A.B.Z. afgesproken was. Wij staan
als fraktie achter uw besluit, hoezeer wij ook echt wel respect hebben
voor vrouwen die daar onder Alle weersomstandigheden gedemonstreerd hebben.
U heeft ook al verwoord, dat we achter hun doelstelling best staan.
Mevrouw ALLARD-KNOL Ik wil me beperken tot het afwijzend beschikken op
het schorsingsverzoek door de vrouwen. U krijgt dan de bevoegdheid om
als de vrouwen niet vrijwillig weggaan eventueel politiedwang toe te passen.
Artikel 210 van de Gemeentewet verwijst dan naar artikel 152 van de Ge
meentewet, die dan zegt, dat om de politiedwang toe te kunnen passen
er in ieder geval een beschikking moet zijn. U zegt in uw brief van 18
oktober, dat die schriftelijke beschikking er was (21 juni en 3 september
heeft U die gemaakt)Een tweede voor wat betreft de politiedwang zegt
de wet in artikel 2 van 152 spoedeisende gevallen uitgezonderd etc. en
dan komt de schriftelijke waarschuwing.
De VOORZITTER Wilt U dat hele artikel eens voorlezen.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Spoedeisende gevallen uitgezonderd, d.w.z. dat in
spoedeisende gevallen zonder schriftelijke waarschuwing opgetreden kan
worden. U noemt in uw schrijven twee dingen èn die schriftelijke waar
schuwing èn omdat het spoedeisend was kon U direkt optreden. Ik moet U
zeggen, dat ik het wel een beetje zwak vind, want alleen het feit dat U
die beschikking had afgegeven was voldoende geweest om op te treden.
Maar, mijnheer de voorzitter, politiedwang toepassen is ook nog onderworpen
aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan kom je terecht in
de zorgvuldigheid, de belangenafweging. Ik vraag mij af - als ik nu uw argu
menten hoor waarom het zo spoedeisend was - waarom U niet een ambtenaar
naar het vrouwenvredeskamp heeft gestuurd om te zeggen Jullie weten
dat er afwijzend is beschikt, jullie hebben vier uur de tijd om hier
vandaan te zijn. Dat groepje vrouwen wat 's ochtends bij U was kwam heel
toevallig bij U, dat wist U niet van tevoren. Als U nu zegt, dat er dan
een escalatiegevaar was denk ik, als die vrouwen werkelijk van plan waren
geweest om zich te gaan verzetten ze de avond tevoren al in grote getalen
waren gekomen om U eventueel op te wachten. Dat is echter niet gebeurd.
-8-