982 Gezien het gebruik van de zaalhuren door meerderen, vinden wij dat toch een voorziening die in stand moet blijven,hoewel wat afgeslankt, geeft geen intrekking van f 6.000.een korting van f 600.nadelig ver schil f 5.400. Plaatselijke aktiviteit van de historische vereniging Soest. U wilt bezuinigen. Wij willen daarop niet bezuinigen. Subsidie speel-o-theek. U wilt bezuinigen, wij willen daarop niet bezuinigen. Vermindering bijdrage peuterspeelzalen. Hoewel daar, ook binnen frakties genuanceerd over gedacht kan worden, vinden wij toch, gezien het overleg en de akties die al gevoerd zijn, dat wij moeten ingaan op dat sprookje wat vorige keer tijdens de hoorzitting verteld is (wij raken dus niet de pootjes, het kopje en de staart, willen wel de nageltjes knippen). Dat betekent dus een subsidie vermindering van f 10.000.nadelig verschil van het college f 40.000.Intrekking bijdrage regionale dienst midden- en klein bedrijf. Belangrijk advies orgaan en heeft betrekking op ons winkel gebeuren in Soest. Er is veel gepleit over een verspreid winkel- gebeuren, mede onder een term "Soest moet Soest blijven". Wij willen niet korten op subsidie, f 1.600.nadelig verschil. Bijdrage volksfeesten: daar willen we wel op korten, maar niet zoveel als het college. Wij stellen voor f 53.500.nadelig verschil f 17.500.Geresumeerd minder aan bezuinigingen ten opzichte van het collegevoorstel, f 80.275. Dit is ons voorste Wij hopen dat er voldoende in te vinden is voor het college om als heel college loyaal te kunnen gaan uitwerken datgene wat we zo meteen gaan besluiten De VOORZITTER vraagt de frakties zich over één motie van de PvdA uit te spreken, omdat die zo essentieel verschillend is ten opzichte van het beleid van het college. Het gaat over de motie die ingediend is door de PvdA als nummer III over het aanbod van de groep Zegers, om 10% bezuini gingen te accepteren en eveneens van toepassing te verklaren, vraag: Hoe u daar als fraktie over denkt? HeerONDERDELINDEN:Wij hebben die motie hier niet op tafel gehad, maar inhoudelijk hebben wij daar al rekening mee gehouden, met het voorstel in onze overwegingen bij het vaststellen van dat amendement. De VOORZITTER: Dus heeft u er geen behoefte aan. HeerONDERDELINDEN:Geen behoefte aan. Heer VERHEUS: Laat ik maar met de moties beginnen. De eerste motie en de tweede. Ik dacht dat wij daar als frakties nog weinig van kunnen zeggen. Ik denk dat ik'het juist zie dat eerst het college daar zijn oordeel over geeft. De derde motie en dan sluit ik mij bij de heer Onderlinden aan, daar hebben wij niet de minste behoefte aan, want als we die zouden inwilligen, dan zetten we het college op een heel moeilijk spoor en dan brengt het nog minder op dan we gedacht hebben. Dat over de moties. Een paar opmerkingen in tweede instantie. Er is op onze algemene beschouwingen gereageerd en ik wil nog eens uitdrukkelijk stellen, dat wij natuurlijk heel veel waarde hechten aan zinvol overleg. Ik heb het al gezegd en ik wil het nog eens beklemtonen, want u zult een hoeveelheid speelruimte moeten inbouwen. Als wij dus straks met de B-lijst akkoord gaan, dan kunt u op die basis en binnen dat kader met de diverse instellingen het overleg openen. U zegt: "Wij hebben als college een grote mate van voorzichtigheid betracht en wij konden eigenlijk ook niet de juiste prioriteiten exakt aangeven". U refereerde daaraan: "Ja dat kan de werkgroep ook niet, wij hebben een zo goed mogelijke keus gemaakt". Ja, g[je blijft natuurlijk altijdj en dat moet ik ook beamen, tot op zekere hoogte wel enigzins subjectief maar daar valt, denk ik, ook niet aan te ontkomen. Om nu even op het antwoord van de heer Kingma in te gaan. Ik denk dat hij het misschien toch verkeerd begrepen heeft. Ik heb bepaald niet gevraagd om nu meteen te horen hoe hij zijn standpunt in gaat nemen. Ik heb enkel gezegd: "Ik vind het jammer". Maar aan het eind van de rit als de raad een besluit neemt, die door het college moet worden uitgevoerd (want daar ging het n.1. om) hoe is dan het stand punt -19- Z_ ~J UfttUUC 1 yot.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1981 | | pagina 256