18 februari 1982
september ook een raadsvoorstel tot aankoop van dit pand is afgewezen
ben ik eigenlijk gaan twijfelen en heb gezegd in dit geval ga ik
mee, want ware ik in die vergadering aanwezig geweest dan had ik voor
de aankoop gestemd. Nu vind ik, dat ik met dit voorstel van U accoord
kan gaan.
De VOORZITTER Over het punt van de openbaarheid wilde ik niet meer
zeggen dan de heer Kingma al gezegd heeft.
Heer VISSER Ik vraag geen antwoord van de heer Kingma maar van U.
De VOORZITTER U verstaat mij niet duidelijk. Ik heb gezegd, dat ik
het gevoel heb dat de heer Kingma al duidelijk genoeg over dit punt
gereageerd heeft en daar heb ik niets aan toe te voegen. Gelet op
de discussie die wij indertijd hebben gehad over deze zaak, verbaast
mij de verdeeldheid op dit punt dan ook niet zo, hoewel ik eigenlijk
gehoopt had, dat de raad zich unaniem achter dit voorstel zou stellen.
Je moet uitgaan van de situatie, zoals die er nu ligt. Daarom apprecieer
ik ook het standpunt van de heer Ebbers, die zegt dat gelet op de situ
atie die zich nu voordoet het juist is een tegemoetkoming te geven.
Sans prejudice, zoals het dan officieel heet. Dat wil dus zeggen, als
de raad het voorstel aanneemt en de heer Van Dam daar op in gaat dan
is het natuurlijk in orde, maar als hij daar niet op ingaat dan be
houden wij al onze rechten voor. Inzake het punt of het nu wel of niet
moet gebeuren het volgende. Ik konstateer eigenlijk, dat de heer Bolhuis
en met hem degenen die het met hem eens zijn toch wel wat op de formele
toer is. Formeel heeft U waarschijnlijk gelijk het staat er ook,
rechtens formeel gezien is het niet verschuldigd. Maar er geldt in be
stuur meer dan formele rechten en plichten er gelden ook fatsoens
normen hoe je verder omgaat met elkaar. Nu kan er gezegd worden, dat
dat ook tot het recht hoort, maar we weten hoe deze zaak hier gegroeid
is. Het is natuurlijk absoluut zo, dat wij begonnen zijn met het ini
tiatief in deze zaak de burger moet dan daarop reageren op een goede
deskundige manier. Dan is het, hoe die zaak verder ook afgelopen is,
in de situatie zoals die zich nu voordoet toch zo, dat je niet kan zeggen
die burger moet het allemaal voor zijn eigen rekening nemen. Wij vinden
toch, dat het een goede afhandeling van zaken kan zijn, als we met die
5.000,die zaak kunnen afronden. Dat is ons standpunt en ik ben blij,
dat velen in deze raad ons hierbij steunen. Wij hopen natuurlijk, dat de
heer Van Dam hier op in wil gaan en dat daarmee deze zaak tot het ver
leden zal behoren. Als dat niet het geval is, dan kan er nog heel lang
en heel veel moeten gebeuren dat zou ook nog wel eens heel veel geld
kunnen gaan kosten. Dan kan de heer Bolhuis wel zeggen, dat hij vrijwel
zeker weet dat hij dat allemaal krijgt inclusief de advocaatkosten etc.,
dan zeg ik, dat ik dat allemaal nog wel eens wil zien of dat zo is. Ik
schat natuurlijk de juridische kennis van de heer Bolhuis zeer hoog, maar
het is nog niet uitgemaakt. Los daarvan vinden wij dus, dat het op billijk-
heidsgronden een juiste zaak is en wij wilden voor wat betreft de hoogte
van het bedrag die richting geven via de 1%-gedachte. Je moet natuurlijk
een richtsnoer hebben en het is natuurlijk een arbitraire zaak. Ik hoop
dat wij met deze zaak op een plezierige manier tot een fatsoenlijk eind
te geraken.
Heer BOLHUIS Ik kan me voorstellen, dat de zaak verschillend is voor
de mensen, die destijds hebben gestemd voor het voorstel om het pand
aan te kopen, omdat voor die raadsgelden niet geldt wat bij mij zwaar
weegt nl. dat met de heer Van Dam een minnelijke overeenkomst was gesloten
waarin stond, dat de zaak niet door zou gaan als de raad daarin niet zou
bewilligen. Daarom vind ik dat er een verschil van benadering mogelijk
is - en die voel ik ook een beetje in deze raad - ten aanzien van de mensen
die in het verleden dus anders gehandeld hebben dan de meerderheid van de
raad. U zegt tegen mij, dat ik wat op de formele toer ben. Ik weet niet
of U dan wel volledig naar mij hebt geluisterd.