Der 1981 16 december 1981 rijksweg door Soest heen vraagt nogal wat kosten als wij daar eenmaal komen voor te staan. Ik weet natuurlijk helemaal niet het bedrag wat wij kunnen ontvangen als ze die weg overnemen, maar dat moet niet weinig zijn. Als dat voor een klein bedrag moet gebeuren mijnheer de voorzitter, dan geloof ik dat we het beste nu reeds kunnen beslissen, houden jullie die weg zelf maar en houden jullie het onderhoud ook maar voor jullie eigen rekening. Anders zitten wij misschien over 3 of over 4 jaar, ik weet niet hoe lang het nog weer gaat duren natuurlijk, voor een bepaalde onkostenpost die niet te overzien is. Ik weet wat het tegen woordig kost als er een weg opgeknapt moet worden met rijwielpaden en voetpaden wat er aan vast. Laten we daar alstublieft ontzettend voorzichtig mee wezen, want laat rijkswaterstaat hem dan maar houden hoor. Heer VAN POPPELEN: Even een kleine aanvulling. Ik wil eigenlijk wel een compli ment uitspreken. Enkele maanden geleden is in de commissie openbare werken het rapport groenvoorziening besproken van de gemeente en als we dan kunnen zien dat de gemeente Soest door de woningbouw groter wordt en men ziet kans eigen lijk om het plantsoenonderhoud etc. niet uit te breiden dan heb ik alleen daar respect voor. Ik wil ook zeggen dat ik respect heb, er is straks een verwijt geuit tussen het samenspel van fracties met de wethouders, dat juist de CDA- wethouder wat openbare werken betreft, kans heeft gezien zeer veel grote bezui nigingen door te voeren. Dus dat wil ik even ter ondersteuning zeggen. En dan sluit ik mij even aan bij de heer Onderdelinden ten aanzien van de gladheids- bestrijding. We kunnen twee zaken stellen: de gladheidsbestrijding moet opti maal gebeuren, dan kost het veel extra geld. Ik heb zo langs de weg deze da gen al gehoord dat men tevreden is en men heeft er begrip voor dat men iets minder scherp de gladheidsbestrijding toepast als andere jaren, mede uit het oogpunt van de bezuinigingen van de gemeente. Ik dank u wel. Heer HOEKSTRA: Ja, mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat mijnheer Nuijten reageert zoals hij reageert. Dat spijt mij aan de ene kant wel. Mijn heer Nuijten moet toch kunnen begrijpen dat als wij hier vanmiddag aan zo'n begroting zijn, dat het om algemene dingen gaat en dat ik niet op elk postje kan ingaan. Ik wil met hem best praten op 4 januari in de commissievergadering. Het was misschien beter geweest, maar dat is achteraf praten nu, als u mij bij voorbeeld maandagavond gezegd had: ik ben van plan om op die en die bladzijde speciaal nog in te gaan. Dan had ik mij daarop kunnen prepareren en had u van daag een beter antwoord gekregen. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik niet van elke post en van ieder dingetje precies weet hoe de zaken zitten. Wat de sa menwerking met de scholen betreft, daar zijn we druk mee bezig. Daar zal mijn heer Plomp u op antwoorden, die heeft daar gisteren of vandaag nog overleg over gevoerd. De rijksweg door Soest daar ging mijnheer Van den Brakel nog even op in. Die slaat daar de spijker precies op z'n gevoelige kop, want dat is juist onze angst ook. Wij hebben dus een bedrag gehoord, maar daar zit zoveel op en aan en zoveel hoekjes bij en zoveel stukjes grond bij en de hele wegmarkering. Wij moeten precies weten in welke staat deze weg op het ogenblik isAnders moet je voor de eer bedanken. Aan de andere kant voor de eer bedanken betekent na tuurlijk ook weer, dat je het probleem Van Weedestraat nooit kan oplossen. Want dat moeten we dan met rijkswaterstaat doen, dus daarom wordt deze zaak op dit moment van alle kanten zeer serieus bekeken. De technische kant van het bekijken door gemeentewerken is zo ongeveer achter de rug. We gaan dat nu ver der doorspelen door ook afdeling I, dus de juridische kant er bij te nemen, en dan gaat dit naar het college en dan gaan we met rijkswaterstaat aan de knok. Dat is wat de rijksweg betreft. Voor de woorden van mijnheer Van Poppelen, die neem ik in dank mee. Heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog even vragen. Het komt toch ook in de commissie openbare werken denk ik, maar dat noemt u niet. Heer HOEKSTRA: Natuurlijk komt dit in de commissie. Het komt ook in de ver- keerscommissie en in de commissie openbare werken. Maar ik dacht, mijnheer Van den Brakel, dat u niet anders van mij gewend was. 22 - 23 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1982 | | pagina 378