- 3 -
19 mei 1983
dat, voordat er stukken in deze raad verschijnen, er bijzonder goed
overleg moet zijn geweest en dat de zaken zo goed mogelijk onderbouwd
moeten zijn. Wij zullen pogen om in dit overleg met de stichting tot
een zo goed mogelijke onderbouwing te komen. Dat staat voorop.
Ik neem aan dat het voor 99% hard is, maar ik moet die slag om mijn arm
houden, omdat wij nog overleg met de stichting zullen hebben.
Vragenhalfuurtje.
De voorzitter deelt mede, dat er geen vragen zijn ingekomen.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit
Heer VAN GELDER: Nog een algemene opmerking daarover: ik stel vast -
en ik zou het bevestigd willen zien vanuit het college - dat op een
moment dat bestaande bestemmingsplannen te knellend gaan worden, via
een voorbereidingsbesluit het kader geschapen wordt om toekomstig
gewenst geachte bestemmingen te realiseren.
Heer BLOM: Voorzitter, ook een algemene opmerking: we kunnen constateren,
dat op dit moment zo'n 75% van de gemeente onder een voorbereidingsbesluit
valt en als we het landelijk gebied meerekenen krijgen we een rare,
scheve verhouding - ik weet niet of je dan in oppervlakte of bebouwd
gebied moet tellen - met niet het uitzicht, dat binnen de termijn van
het voorbereidingsbesluit er bestemmingsplannen zullen liggen. Dat wordt
zonder een uitdrukkelijke, expliciete verantwoording, in het algemeen
in mijn fraktie als een onverstandige zaak gezien. Wij zouden er meer naar
toe willen dat, waar voorbereidingsbesluiten genomen worden, ook de
rechtszekerheid van de burger daarin meer een plaats krijgt en er dus
uitzicht is - het werkplan dat ook geeft - op een bestemmingsplan vlak
voordat het voorbereidingsbesluit afloopt.
Het continueren en blijven continueren van voorbereidingsbesluiten zien
wij als een ongewenste zaak en wij zouden uitdrukkelijk naar terugdringen
daarvan willen, tenzij er zeer expliciet overtuigende redenen aanwezig
zijn om het anders te doen. Niettemin zullen wij in dit geval vóór stemmen.
Wethouder PLOMP: Met betrekking tot de opmerking van de heer Blom dat
het gewenst is om binnen de termijn van de voorbereidingsbesluiten ook
te komen tot een bestemmingsplan, daar ben ik het volstrekt mee eens.
Het streven van het college is er op gericht om inderdaad binnen de
termijn die voor het voorbereidingsbesluit geldt tot een definitief
bestemmingsplan te komen. In het kader van het werkplan r.o. dat volgende
keer op de agenda van de commissie staat, kan over dit punt nader van
gedachten worden gewisseld.
Met betrekking tot de opmerking van de heer Van Gelder kan ik zeggen