- 12 - 16 juni 1983 helemaal vastleggen in een verordening, dan telt toch ook de waarneming van daarvoor opgeleide mensen, met de omgeving rekening houdend. Wij zijn vóór het aannemen van de hele regeling inclusief art. 14 en 18. Heer VISSER: Ik ben ook voor aanneming van deze verordening, maar dan wel met het verzoek aan het college om na een jaar dit in de commissie te evalu eren, om te kijken hoe het gegaan is, hoe het publiek heeft gereageerd en wat de problemen zijn van gemeentewerken die dit allemaal moeten beoordelen. Heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter, in de commissie openbare werken heb ik ook al gesteld, dat het tot nog toe altijd tamelijk rustig verlopen is wat deze materie betreft. Ik geloof dat het in de toekomst ook zo moet blijven. De wethouder heeft gezegd dat we een aanloopperiode hebben ten aanzien van deze materie; het zal heel moeilijk zijn om alles precies in cijfers en letters op papier te zetten, omdat geluidsoverlast door ieder mens anders wordt ervaren. Hoe meer rust er heerst, hoe meer last zal men ook van geluid hebben. Wethouder OUDEMANS: Voorzitter, in de eerste plaats ingaande op het betoog van de heer Bolhuis, zou ik willen opmerken dat de artikelen 16 en 17 in feite reeds bestaande artikelen zijn, zij het dan in de A.V.S. de redaktie is niet helemaal gelijk, maar de essentie is volkomen gelijk. Als de heer Bolhuis zegt dat er duidelijkheid moet zijn naar de burger, dan kan ik dat volkomen met hem eens zijn, alleen ons verschil zit in de vraag of het mogelijk is in bepaalde gevallen criteria vast te leggen. Er zal dan ongeveer een gemiddelde moeten komen van datgene wat er eventueel te regelen valt en bij gemiddelden is het zo, dat een gemiddelde onjuister wordt naarmate de spreiding groter is. Als je middelt tussen 0 en 100 is het gemiddelde 50, dan is de spreiding groot en dus ook de afwijking van het gemiddelde groot, als je middelt tussen 45 en 55 is het gemiddelde eveneens 50, maar is de afwijking, de spreiding maar heel gering. Bij de geluidshinder, waar hier sprake van is, zal het zonder meer duidelijk zijn dat de spreiding groot is en daarmee ook de moeilijkheid groter wordt om de criteria daarvoor vast te leggen. Vooral bij criteria zoals in art. 15 worden genoemd, voor het geluid dat dieren zouden kunnen voortbrengen, geef ik het u te doen om bij het kraaien van een haan of het blaffen van een hond dit te objectiverenIk dacht dat dat nauwelijks uit te voeren is. Hetzelfde geldt eigenlijk voor 14, het zal een groot verschil maken waar en onder welke omstandigheden het betreffende geluid wordt gemaakt. Wanneer het wordt gemaakt in de open lucht temidden van een dichtbevolkte woonwijk temidden van weerkaatsende flats dan zal het effect van hetzelfde geluid heel anders overkomen dan wanneer het ergens buiten wordt gemaakt. Tenslotte art. 18, dat is een kapstokartikel wat datgene beoogt te dekken

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 249