- 2 - 21 juli 1983 staat dat er toch sprake is van het ontslag van één der medewerkers. Verder wil ik vragen waarom deze zaak niet eerder in de commissie welzijn aan de orde is geweest. Mw. GREEFHORST: Mijnheer de voorzitter, ik wil dit graag ondersteunen. Er staat inderdaad dat het bestuur het tot de bodem moet uitwerken Ik heb de brief ook gezien, die is van een paar dagen later en ik kan mij nauwelijks voorstellen dat er in die paar dagen een uitputtend overleg is geweest met het bestuur. Ook wij hebben er op aangedrongen dat het personeel zoveel mogelijk in dienst zou blijven en dit lijkt mij een wat wonderlijke gang van zaken. Het is misschien moeilijk omdat de wethouder van welzijn er nu niet is, maar ik zou toch deze procedure stop willen zetten om eerst te bekijken hoe het allemaal loopt. Mevr. MEIJER: Dat wil ik ook ondersteunen VOORZITTER: Het is duidelijk. Dit is voor ons nieuw, ik weet daar niets van en ik neem aan de andere leden ook niet. Ik stel voor dat wij ons na afloop van de raadsvergadering hierover even beraden. Morgenochtend is er college vergadering, dan zal ik het in ieder geval aan de orde stellen om te kijken wat we hiermee moeten doen. U heeft ons er in ieder geval op geattendeerd. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Ingekomen stukken. a. Brief d.d. 3 juni 1983 van de Utrechtse Bestuursacademie, ontwerp-begro- ting cursusjaar 1983/1984. b. Brief d.d. 21 juni 1983 van mevr. J. Allard-Knol, waarin zij mededeelt ontslag te nemen als lid van de raad. VOORZITTER: Van dat feit bent u op de hoogte, ik kom daar aan het eind van de vergadering op terug. Met betrekking tot deze stukken wordt achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig hetgeen door het college is voorgesteld. c. Brief d.d. 8 juli 1983 van mevr. A.G. Koster, inzake het toepassen van politiedwang tegen Beerepoot Handelmij. B.V. VOORZITTER: Wij hebben net de afspraak gemaakt om de vragen van de heer Visser hierbij te betrekken. Ik geef dus nu dit punt ter discussie. Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, in verband met die brief wil ik u een aantal vragen voorleggen, waarvan u de tekst reeds kent. Als ik vandaag in mijn lijfblad lees dat u met de wethouder van sport, ruimtelijke ordening en - ik neem aan - economische zaken een bedrijf bezoekt in Soest en alle belang stelt in hoe de bedrijven hier in Soest reilen en zeilen, dan is het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 273