- 22-
15 september 1983
hierin is, een aantal vinden dat de rol van de overheid hierin, met betrekking
tot het voorlichten, corrigeren op gedrag mogelijk is en nog wat zaken, het
voordeel van de twijfel kan krijgen, een aantal anderen van onze fraktie
zeggen: nee, dit gaat net iets te ver, wij zullen tegen stemmen, tegen de
rol van de gemeente in die op te richten stichting.
Heer VAN GARDEREN: Mijnheer de voorzitter, wij zijn ook tegen dit voorstel,
omdat wij van mening zijn dat de overheid zich niet moet mengen in zo'n
stichting en dat wij dit over moeten laten aan het bedrijfsleven.
Heer VAN GELDER: Ik wou u eerst danken voor de uitvoerige beantwoording van
de vragen, zoals ze in de commissie aan de orde zijn gekomen. Ik heb daar een
opmerking gemaakt, die toch wel aansluit in essentie bij wat de heer Krijger
ook gezegd heeft, het gaat erom dat de gemeente Soest gas levert en dus een
zakelijke relatie heeft met de afnemers. De essentie van het verhaal is, dat
je wel normen zou kunnen stellen met betrekking tot het onderhoud van de
gastoestellen, maar dat de gasverbruikers niet goed in staat zijn om te
controleren of het onderhoud deskundig gebeurt. Naar voren is gekomen dat
het inschakelen van een erkende installateur niet altijd hoeft te betekenen
dat er ook deskundig personeel wordt ingezet bij het verrichten van dat
onderhoud. Ik heb in de commissie de vraag gesteld of het niet meer op de
lijn lag om landelijk via de Vereniging van Gasbedrijven wat aan het
erkenningen-systeem te doen. Daar heb ik niet echt antwoord op gekregen.
Het verslag van een aantal afspraken die gemaakt zijn, is in die zin geen
antwoord op mijn vraag, ik zou graag willen weten of u bereid bent het
probleem van een bedrijf met een erkenning, wat kennelijk onvoldoende
onderhoud kan gaan realiseren, landelijk aan de orde te stellen via het
erkenningensysteem van dit soort bedrijven. Dat lijkt mij de juiste plaats
te zijn.
Heer EBBERS: Voorzitter, ik heb in de commissie dezelfde problemen gehad met
de bemoeienis van de overheid en ik wil als conclusie daaraan blijven ver
binden, dat ik het stuk het voordeel van de twijfel heb willen geven en met
mij een aantal in de fraktie ook. We gaan er dus wel mee akkoord, maar we
hebben er toch wel onze bedenking tegen gehad.
Heer VAN DEN BREEMER: Wij sluiten ons bij het standpunt van de heer Ebbers
aan, mijnheer de voorzitter.
Wethouder OUDEMANS:Voorzitterik zou willen beginnen met de heer Van Garde
ren. De heer Krijger heeft al gezegd dat er in zijn fraktie wat verdeeldheid
heerst, daar hoef ik verder niet op in te gaan. Het punt dat de heer Van
Garderen naar voren brengt, namelijk het overlaten aan het bedrijfsleven, is
een principieel standpunt, waar men verschillend over kan oordelen. Hier is