- 11 -
15 december 1983
duidelijk zijn dat nu niet valt te zeggen wanneer de bouwvergunning zal
kunnen worden afgegeven. Voor de 50 woningen voor Amerikaanse militairen
beschikken wij noch over een schetsplan, noch over een bouwplan zodat geen
datum kan worden ingevuld.
Tot zover de beantwoording, mijnheer de voorzitter.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, de gegevens die over deze zaak voor
handen zijn, mede in aanmerking genomen de antwoorden die de wethouder net
heeft gegeven, zijn duidelijk. Wat betreft de inhoud van de brief wil ik
maar op een deel ingaan. Men gebruikt andere, minder explosieve munitie
maar er is meer ruimte nodig om deze op te slaan, een plaats te geven.
Wij vinden dat een te accepteren zaak, een consequentie van munitie opslaan.
Dat de heer Visser over deze zaak vragen zou stellen ligt eigenlijk voor
de hand, enerzijds gezien zijn belangstelling voor Defensiezaken, maar ook
gezien de grote overeenkomst die wij in deze aangelegenheid zien met de
heer Visser zelf: de laatste jaren is ook de heer Visser minder explosief
geworden, zijn omvang, zijn ruimtelijk beslag is toegenomen, was er vroeger
voor drie leden in één magazijn, één fraktie ruimte genoeg, nu heeft hij
alleen alle ruimte nodig. Dat accepteren wij ook, demokratisch als we zijn,
als gewoon een gegeven, net als die noodzakelijke uitbreiding van de
munitiemagazijnen. Overleg over de uitvoering komt nog wel, ook dat is
door de wethouder beantwoord. De geheimzinnigheid die de heer Visser
bedoelt, kennen wij niet. De brief lag gewoon ter inzage bij de stukken,
alleen de tekeningen lagen er niet.
Heer VERHEUS: Mijnheer de voorzitter, de antwoorden van de wethouder laten
weinig aan duidelijkheid te wensen over. Aan de andere kant vind ik wel dat
toen wij dat vragenhalfuurtje instelden zon jaar of vijf, zes terug, het
natuurlijk nooit de bedoeling geweest kan zijn om dergelijke vragen te
stellen. Het zou gaan om acute zaken, die meteen beantwoord zouden kunnen
worden. Dit hadden meer vragen kunnen zijn voor art. 21 of 23 van het
reglement van orde, dat had ook een betere voorbereiding voor het college
mogelijk gemaakt. De heer Visser heeft natuurlijk wel het recht om vragen
te stellen, maar het gaat er mij om dat we toen een afspraak gemaakt hebben
dat het korte vragen zouden zijn over zaken die erg aktueel zijn.
Ik zou de heer Visser in overweging willen geven zich in dat opzicht wat
aan te passen aan het reglement.
Heer POTHUIZEN: Mijnheer de voorzitter, over de aktualiteit van een
vraagstelling kun je van mening verschillen, ik heb het idee dat deze
behoorlijk aktueel is. Behorende tot de minderheid van de besloten commissie
die een wat andere mening had, heb ik mij uiteindelijk bij de beslissing
voorlopig maar neergelegd. Wat mij wat minder bevredigd is het antwoord op