- 36 -
19 december 1983
sluiten:' wij moeten zoeken naar een verstandig evenwicht tussen eisen en
mogelijkheden'. Wel, mijnheer Pothuizen, het college heeft met de beantwoor
ding van vraag 20 naar mijn mening aan die wens van mevr. Allard volledig
voldaan. Ik zou echter de heer Pothuizen nog een toelichting willen vragen:
kan de heer Pothuizen ons uitleggen waarom hij onbeargumenteerd de gehele
begroting voor 1984 van de Sportstichting wil kappen, terwijl zijn voor
gangster zei dat we niet onbeargumenteerd in de begroting zouden moeten
hakken? Ik vraag hem tevens of dit een redelijk alternatief is voor hetgeen
mevr. Allard bedoeld moet hebben met het begrip 'betrokkenheid naar personeel
en naar instellingen'. Graag zou ik daarop van u antwoord willen hebben.
Dat de heer Pothuizen het adres van da Sportstichting niet kent, dat was
bekend, wij hebben hem daar haast nooit gezien, zo nooit gezien. Wat wel
opvalt, mijnheer de voorzitter, is dat hij nu zelfs de post van de Sport
stichting thuis ontvangt. Dat is toch wel heel gek, ik zou zeggen: stuurt
u die post naar het juiste adres, dan kan men u daar ook de informatie
geven met betrekking tot het sportgebeuren in Soest.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, mag ik een ordevoorstel doen? Ik heb de indruk
dat er vrij veel fundamentele vragen gesteld zijn over de Sportstichting en
dat er in eerste instantie wat badinerend en ontwijkend op wordt geantwoord
door de wethouder. Ik zou graag willen vernemen of het hele college daar
achter staat en zo niet, dan zou ik het voorstel willen doen om dit antwoord
niet te beschouwen als een eerste instantie-antwoord maar u de gelegenheid
te geven u daar gezamenlijk nog eens in te verdiepen en in ieder geval in de
verdere beantwoording niet net te doen alsof we nu in eerste instantie een
antwoord gehad hebben van het college.
VOORZITTERU bent iets te snel, want de heer Plomp is pas halverwege zijn
antwoord over de sport. Wacht u dat eerst even af en komt u dan pas met uw
commentaar
Heer VAN GELDER: Neemt u mij niet kwalijk, ik dacht dat hij afsloot.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de heer Van Gelder ook
hier naar dingen moet luisteren, die dus betrekking hebben op de sport. Ik
wil dan verder gaan met betrekking tot de opmerking die gemaakt is, zowel
door het CDA, als door de PvdA, die beide stellen dat het misschien goed
zou zijn om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid en de conse
quenties van opheffing van de Sportstichting en anderziids wordt de vraag
gesteld of het geen tijd wordt om de Sportstichting op te heffen en een vorm
van accommodatie-subsidie per vereniging in te stellen. Beide vragen tenderen
naar opheffing. Mijnheer de voorzitter, ik verzoek de heer Van Gelder het
antwoord dat ik nu geef, als een serieus antwoord te beschouwen, voordat hij