- 58- 19 december 1983 er gedaan wordt ten behoeve van de mensen met inkomens van 30.000,= en minder. Het argument dat steeds naar voren gebracht is, is dat het dan door middel van de huursubsidie bereikt moet worden. De vraag die ik ook gesteld heb aan het college, is: is het realistisch om te veronderstellen dat mensen met lagere inkomens verplichtingen aangaan waarbij de huursubsidie noodzake- kijk is, als ze in woningen zitten die bij de volgende verlaging van de huursubsidiegrens wel eens daarbuiten zouden kunnen vallen of een lagere subsidie zouden kunnen krijgen. Dat is de kern van de problematiek. Wij zijn dus niet tegen het bouwen voor wie dan ook, wij zijn vóór het bouwen voor groeperingen die het toch al verdraaid moeilijk hebben in deze samenleving. Wij missen in het volkshuisvestingsbeleid met name de speciale aandacht voor die groepen en wij zijn ook van mening, dat je juist als gemeente daar je grote aandacht moet concentreren, want dat zijn de groeperingen, die het op eigen kracht anders niet redden, In de beantwoording van de vragen heeft u met betrekking tot het aanbrengen van de scheiding tussen de normen en de uitvoering gevraagd wat ik daar nu mee bedoel. De vraag is gesteld hoe u daar tegenover stond, toen heeft u een antwoord gegeven, dat staat in de toelichting. Daar geeft u drie mogelijk heden aan, maar u doet er geen keuze in. Mogelijkheid b. - de mogelijkheid dat het beide in één hand is - brengt ons op de vraag of u in overweging wilt nemen c.q. hoe staat u er tegenover om voor die categorie die onder b. valt te streven naar scheiding daarvan. U heeft alleen maar opgesomd dat het gescheiden kan zijn binnen de ambtelijke organisatie; binnen de ambtelijke organisatie in één hand kan zijn en gescheiden kan zijn de normstelling binnen de ambtelijke organisatie en de uitvoering daarbuiten. Onze vraag was: wilt u trachten te bereiken dat die scheiding hoe dan ook tot stand komt? Dat antwoord hebben wij niet gekregen Met betrekking tot de bestuurlijke begeleidingscommissie haalt de heer Krijger een citaat van mij aan. Dat zou ik best gezegd kunnen hebben, maar dat heeft niets met die bestuurlijke begeleidingscommissie te maken. Het gaat er niet om dat ik vind, dat vanuit de raad de voorzet van dit soort diskussies gege ven moet worden. Het lijkt mij dat het hier gaat om een inrichting van de administratie, zodanig, dat wij daar straks als raad een beleidsinstrument aan hebben. Dan denk ik dat dat een probleem is dat uiteraard financieel is, maar ik vind het een probleem dat ook algemeen bestuurlijk is. Dat zou dus betekenen: gescheiden behandeling in A.B.Z. en financiën. Als het dan ook nog aan het einde van de rit is, dan lijkt het mij handiger om daar met een combinatie van leden van A.B.Z. en financiën een keer van tevoren in een wat vroeger stadium een mening over te geven, over hoe wij nu die inrichting van die administratie zouden willen, c.q. naar welke inzichten die wat ons

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 481