- 24 - 21 juni 1984 maar uiteindelijk lagen er toch wel duidelijke verbanden. We moeten een goed geheugen hebben, dat geef ik u toe, u heeft enkele goede opmerkingen gemaakt. Wij hebben eerder andere dingen gezegd, maar wij zijn nu tot dit besluit gekomen. Verschillende van u tipten het aan, dat de verhoging van de inkomsten die wij van het Rijk krijgen en die door ons als r.t.v. zijn aangemerkt, in wezen geen bezuinigingen zijn. Inderdaad is het zo, dat de definitie voor bezuinigingen in de literatuur ook nog wel eens voor veel strijd aanleiding is. Als we de bezuinigingen die hier voorliggen zien als vermindering van de gemeentelijke uitgaven, dan is het zo, dat wanneer het Rijk inkomsten ver hoogt, de norm voor het geven van inkomsten verhoogt en daarbij verwacht -maar de gemeente is daar autonoom in- dat daar bepaalde gevolgtrekkingen met betrekking tot de uitgaven uit gekozen worden en die gemeente kiest niet voor die verhoogde uitgaven, maar houdt het bij verhoging van de inkomsten, dan is het in feite toch ook een bezuiniging. Het wordt op deze wijze ook wel eens uitgelegd. Ik geef toe dat het niet die bezuiniging is waar met name ook de heer Krijger op doelde, het doet geen pijn in de zin van be zuinigen het snijdt niet echt. Ik vind het toch wel horen bij het pakket vermindering van gemeentelijke uitgaven. De heer Van Garderen heeft gezegd dat hij ten aanzien van zijn voorstel toch wel graag wat toezeggingen zou willen hebben. Hij heeft gesproken over de baten/lasten-analyse, een raming voor de routine-investeringen en over een at.b.-begeleidingsgroep. Ten aanzien van het laatste heb ik hem in de financiële commissie eigenlijk al toegezegd, dat we de controle op de realisering van de bezuinigingen natuurlijk nauwlettend in het oog houden en het is mogelijk dat we dat met een efficiency-groep, een begeleidings groep gaan doen. Die efficiency-maatregelwaar de heer Van Garderen ook voor is, zullen we in de gaten houden. Verder is in de commissie financiën ook gesproken over de plantsoen-reserve, wij zullen kijken op welke wijze dat straks misschien anders zou kunnen. Voor het overige zal ik de punten meenemen, voor zover van financieel/technische aard en ik kan daar op dit moment nog geen toezeggingen over doen. Wethouder KINGMA: Voorzitter, ook aan mijn adres, meer aan het college in zijn algemeenheid natuurlijk, maar speciaal aan mijn adres, zijn een aantal opmerkingen gericht die specifiek mijn portefeuille betreffen. Daar wil ik proberen zo goed mogelijk een antwoord op te geven, in het licht van de huidige situatie. Allereerst het volgende: in de laatste brief van het col lege aan deze raad is heel nadrukkelijk vermeld, dat het college -en dat is voor geen andere uitleg vatbaar dan: het college- u voorstelt om in de raad van oktober met een invulling van de taakstelling voor wat betreft de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1984 | | pagina 145